In deze zaak heeft appellante, een vennootschap onder firma, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 14 juni 2018. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 9 oktober 2018 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat appellante niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld via een griffiersbrief van 17 augustus 2018.
Appellante heeft echter verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij zij aanvoert dat zij tijdig een verzoek om uitstel heeft gedaan voor het indienen van de beroepsgronden. Het College heeft dit verzet in overweging genomen en vastgesteld dat het verzoek om uitstel inderdaad tijdig was ingediend. Hierdoor is het College tot de conclusie gekomen dat het verzet gegrond is.
De uitspraak van 9 oktober 2018 wordt dan ook vernietigd en het onderzoek naar het beroep wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Het College zal nu een beslissing nemen op het verzoek om uitstel. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet, wat betekent dat de kosten voor deze procedure niet worden toegewezen aan een van de partijen.