In deze zaak heeft de Maatschap [naam], gevestigd te [plaats], verzet aangetekend tegen de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 9 oktober 2018, waarin het beroep van appellante niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een beroep dat was ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 20 april 2018. De reden voor de niet-ontvankelijkheid was dat appellante niet tijdig de gronden van het beroep had ingediend, ondanks dat zij daartoe in de gelegenheid was gesteld via een griffiersbrief van 9 augustus 2018.
Tijdens de behandeling van het verzet is echter gebleken dat appellante niet in verzuim is geweest. Het College heeft vastgesteld dat de beroepsgronden wel degelijk tijdig zijn ingediend, wat betekent dat de eerdere uitspraak van 9 oktober 2018 niet in stand kan blijven. Het College heeft daarom het verzet gegrond verklaard, wat inhoudt dat de eerdere uitspraak vervalt en het onderzoek naar het beroep wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De uitspraak is gedaan door mr. T.G.M. Simons, en de beslissing is openbaar uitgesproken op 23 oktober 2018. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten van het verzet, wat betekent dat de kosten voor deze procedure niet aan de appellante worden opgelegd.