Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 18 september 2018 in de zaak tussen
Maatschap [appellante sub 1] , te [plaats] , appellante sub 1
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
1.2 Bij het primaire besluit heeft verweerder een korting toegepast bij de vaststelling van de vergroeningsbetaling omdat appellante sub 1 heeft aangegeven vrijgesteld te zijn van de verplichting tot het inrichten van een ecologisch aandachtsgebied en daarvoor geen oppervlakte heeft opgegeven. Appellante sub 1 was verplicht 1,233 hectare (ha) in te richten als ecologisch aandachtsgebied en om die reden is de oppervlakte waarover de vergroeningsbetaling wordt verrekend, verlaagd met 12,33 ha. Deze korting heeft verweerder gebaseerd op artikel 26 van de Gedelegeerde verordening (EU) Nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (Verordening 640/2014). Bij het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd.
Beslissing
- verklaart de beroepen van appellanten sub 2 en 3 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van appellante sub 1 ongegrond.