In deze zaak, behandeld door het College van Beroep voor het bedrijfsleven, gaat het om de weigering van het stadsdeel West van de gemeente Amsterdam om een ontheffing voor avondverkoop te verlenen aan appellanten, die een mini-supermarkt exploiteren. Op 9 november 2016 werd appellanten meegedeeld dat een ontheffing niet meer kon worden verleend, omdat het quotum voor avondzaken was bereikt. Het bezwaar van appellanten tegen deze beslissing werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat de e-mail van 9 november 2016 volgens verweerder geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Appellanten hebben hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, die zich onbevoegd verklaarde en het beroep doorstuurde naar het College. Tijdens de zitting op 24 juli 2018 werd duidelijk dat de e-mail van 9 november 2016 feitelijk een weigering was om een besluit te nemen op het verzoek van appellanten. Het College oordeelde dat deze weigering gelijkgesteld moet worden met een besluit, waardoor het bezwaar van appellanten ten onrechte niet-ontvankelijk was verklaard.
Het College heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar van appellanten te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 1.503,- en moest het betaalde griffierecht van € 333,- worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 4 september 2018.