ECLI:NL:CBB:2018:378
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling betalingsrechten GLB en subsidiabele hectares
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 juli 2018 uitspraak gedaan in het geschil tussen de Maatschap [naam 1] en [naam 2] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante, vertegenwoordigd door ing. H. Scholte, was in beroep gegaan tegen het besluit van de minister dat de oppervlakte van de door haar opgegeven percelen voor de Gecombineerde Opgave 2016 had vastgesteld. Het primaire besluit, genomen op 17 december 2016, bepaalde het bedrag aan betalingsrechten dat appellante ontving voor het jaar 2016. Het bestreden besluit van 30 mei 2017 verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond.
Tijdens de zitting op 9 juli 2018 heeft het College de argumenten van beide partijen gehoord. Appellante betwistte de vaststelling van de oppervlakte van enkele percelen, met name perceel 7, waar greppels aanwezig zijn. De minister stelde dat deze greppels te breed en diep zijn voor landbouwkundig gebruik, wat door appellante onvoldoende gemotiveerd werd betwist. Het College oordeelde dat de greppels niet als subsidiabele landbouwgrond konden worden aangemerkt en dat de verschillen in oppervlakte van de overige percelen binnen de toegestane 2%-marge vielen.
Het College verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. B. Bastein, in aanwezigheid van griffier mr. J.B.C. van der Veer, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.