ECLI:NL:CBB:2018:352
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing graasdierpremie 2016 en opgelegde administratieve sanctie
In deze zaak heeft appellante, een schapenhouder, beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit om haar aanvraag voor de graasdierpremie voor het jaar 2016 af te wijzen. De minister had bij besluit van 30 mei 2017 (het primaire besluit) vastgesteld dat appellante geen recht had op de graasdierpremie, omdat 55 van haar schapen niet voldeden aan de eisen van het identificatie- en registratiesysteem (I&R-systeem). Appellante had op 4 mei 2016 een Gecombineerde opgave ingediend, maar de minister verklaarde het bezwaar van appellante ongegrond in het bestreden besluit van 22 september 2017. Tijdens de zitting op 16 april 2018 heeft appellante haar standpunten toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat de administratieve sanctie die was opgelegd niet terecht was. Appellante stelde dat zij niet op de hoogte was van de strengere voorwaarden en dat de fouten in de registratie van haar schapen niet aan haar te wijten waren, maar aan het managementsysteem dat zij gebruikte. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft in zijn uitspraak van 17 juli 2018 geoordeeld dat de minister terecht de graasdierpremie heeft geweigerd, omdat appellante niet voldeed aan de registratie-eisen. Het College oordeelde dat de administratieve sanctie rechtmatig was opgelegd, aangezien de registratie-eisen duidelijk waren en appellante verantwoordelijk was voor de correcte registratie van haar dieren. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.