In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 17 juli 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden, en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellant had een aanvraag ingediend voor de graasdierpremie voor het jaar 2015, maar de minister had deze aanvraag afgewezen en een administratieve sanctie opgelegd. De minister stelde dat 115 schapen van de appellant niet voldeden aan de eisen van het Identificatie en Registratie (I&R) systeem, waardoor deze schapen niet in aanmerking kwamen voor de premie. De appellant betwistte de opgelegde sanctie en voerde aan dat de minister de regels 'tijdens de wedstrijd' had veranderd en dat hij niet op de hoogte was van de relevante informatie die ten tijde van de aanvraag beschikbaar had moeten zijn.
Tijdens de zitting op 16 april 2018 heeft de appellant zijn standpunten toegelicht, waarbij hij benadrukte dat hij geen invloed had op de registratie van de schapen en dat de minister niet voldoende had geïnformeerd over de eisen. Het College heeft de argumenten van de appellant overwogen en geconcludeerd dat de minister niet had voldaan aan de informatieplicht, waardoor de appellant niet in staat was om correct te registreren. Het College oordeelde dat de administratieve sanctie onterecht was opgelegd en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. De minister werd opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van de appellant, met inachtneming van de uitspraak van het College.