In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 17 juli 2018, betreft het een beroep van een appellante tegen de afwijzing van haar aanvraag voor de graasdierpremie voor het jaar 2015 door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De appellante had op 13 mei 2015 een Gecombineerde opgave ingediend, maar het primaire besluit van 9 juli 2016 kende haar geen graasdierpremie toe omdat het vastgestelde bedrag lager was dan het drempelbedrag van € 1.000. In het bestreden besluit van 1 december 2016 werd het bezwaar van de appellante ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep.
Tijdens de zitting op 16 april 2018 heeft de appellante betoogd dat de opgelegde administratieve sanctie onterecht was, omdat de minister de spelregels tijdens het proces had gewijzigd. De appellante stelde dat zij voldeed aan de registratie-eisen op het moment van de aanvraag en dat de minister haar niet tijdig had geïnformeerd over de voorwaarden. Het College oordeelde dat de minister niet had voldaan aan de informatieplicht en dat de appellante niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de registratieproblemen die voortvloeiden uit het gebruik van een managementsysteem dat niet goed functioneerde.
Het College concludeerde dat de minister ten onrechte een sanctie had opgelegd en dat het bestreden besluit vernietigd moest worden. De minister werd opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening gehouden moest worden met de overwegingen van het College. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en informatievoorziening door de overheid aan de aanvragers van subsidies.