ECLI:NL:CBB:2018:321
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen toewijzing betalingsrechten op basis van GLB-regelgeving
In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, waarbij aan appellante betalingsrechten zijn toegewezen op basis van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. Het primaire besluit, genomen op 21 april 2016, kende 76,41 betalingsrechten toe, maar na bezwaar werd dit herzien naar 76,56 betalingsrechten. Appellante betwistte de vaststelling van de oppervlakte van de percelen 29 en 31, die zij in de Gecombineerde opgave 2015 had opgegeven. De minister stelde dat de oppervlakte van perceel 29 correct was vastgesteld op 10,45 hectare, en perceel 31 op 0,77 hectare, waarbij verweerder zich baseerde op luchtfoto's die een andere gewasbedekking toonden dan opgegeven.
Tijdens de zitting op 11 april 2018 heeft appellante haar standpunt toegelicht, maar het College oordeelde dat de minister binnen de wettelijke kaders had gehandeld. Appellante voerde ook aan dat er sprake was van een motiveringsgebrek en dat de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing op bezwaar was overschreden. Het College oordeelde dat de minister in de bezwaarfase het motiveringsgebrek had hersteld en dat de termijnoverschrijding niet tot een proceskostenveroordeling leidde.
Uiteindelijk verklaarde het College het beroep ongegrond, waarbij het de beslissing van de minister bevestigde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 mei 2018 door mr. J.A.M. van den Berk, in aanwezigheid van griffier mr. D. de Vries.