In deze zaak gaat het om een tuchtrechtelijke procedure tegen een accountant, appellant, die in hoger beroep is gegaan tegen een uitspraak van de accountantskamer. De accountantskamer had op 27 maart 2017 een klacht gegrond verklaard en appellant een waarschuwing opgelegd wegens het niet naleven van de verplichtingen die voortvloeien uit de NVCOS 4410 en de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid. De klacht was ingediend door de cliënten van de accountant, die hem verweten dat hij geen persoonlijk contact had gehad met hen voorafgaand aan het samenstellen van de jaarrekeningen 2013 en 2014. Appellant stelde dat hij voldoende op de hoogte was van de bedrijfsactiviteiten van zijn cliënten en dat hij via een collega, [naam 8], contact had gehad met hen. De accountantskamer oordeelde echter dat persoonlijk contact noodzakelijk was om de verantwoordelijkheden en de uitvoering van de werkzaamheden duidelijk te maken. In hoger beroep heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven de gegrondverklaring van klachtonderdeel d vernietigd, maar de waarschuwing voor klachtonderdeel a in stand gelaten. Het College oordeelde dat appellant niet had mogen aandringen op het ondertekenen van opdrachtbevestigingen zonder dat er persoonlijk contact had plaatsgevonden. De uitspraak benadrukt het belang van persoonlijk contact tussen accountant en cliënt, vooral in situaties waar verantwoordelijkheden en verwachtingen duidelijk moeten worden gemaakt.