Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 3 april 2018 in de zaak tussen
[naam 1] B.V., te [plaats] , appellante
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
13 maart 2015 subsidie voor de loonkosten van de CFO door verweerder reeds uitdrukkelijk afgewezen. Verweerder wijst erop dat appellante geen rechtsmiddelen heeft aangewend tegen het besluit van 13 maart 2015 en dat het besluit daarmee in rechte vast staat.
13 maart 2015 waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat de loonkosten voor de CFO administratieve kosten zijn en niet binnen de subsidiabele kosten vallen. Uit het voorgaande volgt dat deze beroepsgrond niet slaagt.
artikel 42, vierde lid, van het Kaderbesluit. Een zodanige bijzondere omstandigheid doet zich hier voor. Zowel verweerder als appellante onderkennen immers dat in dit project pas tegen het einde van het project, na het afronden van fase 3, kon worden vastgesteld of sprake is van onoverkomelijke problemen en het verloren gaan van marktperspectief. Verweerder heeft dit niet onderkend. Verweerder had hier de aanvraag tot toepassing van art 42, vierde lid, voornoemd, gegeven deze bijzondere omstandigheden, in de eerste plaats mede moeten opvatten en behandelen als een, prealabele, aanvraag in het kader van artikel 37, derde lid, van het Kaderbesluit.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit 2;
- draagt verweerder op binnen twaalf weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 333,- aan appellante te vergoeden;
€ 1.002,-.