In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 januari 2018, zaaknummer 17/337, staat de periodieke preventieve toetsing van een accountantspraktijk centraal. De toetsing, die op 23 september 2015 plaatsvond, leidde tot de conclusie dat het stelsel van kwaliteitsbeheersing van appellante, een accountantskantoor, op belangrijke onderdelen niet voldeed aan de eisen van de Wet op het accountantsberoep (Wab). De Raad voor Toezicht had geconstateerd dat er meerdere tekortkomingen waren, waaronder het ontbreken van een op maat gemaakt kantoorhandboek en het niet correct vermelden van de naam van het kantoor in samenstellingsverklaringen. Appellante heeft tegen het besluit van de Raad bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard. Het College oordeelt dat de geconstateerde tekortkomingen, ondanks de argumenten van appellante, voldoende gewicht hebben om het eindoordeel van de Raad in stand te laten. Appellante betoogde dat de tekortkomingen niet significant waren en dat haar kwaliteitsbeheersingssysteem voldeed aan de eisen, maar het College oordeelt dat de tekortkomingen niet alleen op zichzelf staan, maar ook in samenhang bezien moeten worden. De conclusie is dat het beroep van appellante ongegrond is verklaard, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.