In deze zaak heeft de Maatschap [naam 1] Accountants, appellante, beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van het bestuur van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) van 9 oktober 2015. Dit besluit handhaafde het eindoordeel van de Raad voor Toezicht dat het kwaliteitsbeheersingssysteem van appellante verbetering behoeft. De toetsing vond plaats op 30 september 2014 en leidde tot een voorstel voor een eindoordeel dat de accountantspraktijk niet voldeed aan de Wet op het accountantsberoep (Wab). Appellante heeft aangevoerd dat zij schade heeft geleden door de onrechtmatige besluitvorming en dat zij nog steeds belang heeft bij een inhoudelijk oordeel over het ingetrokken besluit.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft vastgesteld dat de intrekking van het bestreden besluit niet in de weg staat aan vernietiging, mits de indiener van het beroepschrift daarbij belang heeft. Appellante heeft aannemelijk gemaakt dat zij meer kosten heeft gemaakt dan de NBA heeft vergoed, wat haar procesbelang onderstreept. Het College heeft geconstateerd dat de motiveringsgebreken die tijdens de zitting zijn vastgesteld, de NBA hebben doen besluiten zowel het bestreden als het primaire besluit in te trekken. Dit leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moet worden.
De uitspraak is gedaan op 1 maart 2017, waarbij het College heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is en dat het bestreden besluit vernietigd dient te worden. Tevens is bepaald dat het betaalde griffierecht van € 331,-- aan appellante moet worden vergoed. De proceskostenveroordeling is achterwege gelaten, aangezien verweerder heeft aangegeven de proceskosten te vergoeden.