Uitspraak
28 augustus 2015, met nummer 14/2794 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2015:101). Dit hoger beroep is bij het College geregistreerd met zaaknummer 15/788.
De adviseur zal eerst na instemming van beide partijen zelf derden, informanten en/of deskundigen mogen raadplegen. Hij zal partijen op de hoogte stellen van de relevante inhoud van hetgeen zij hem hebben meegedeeld. Van alle schriftelijke stukken, die de adviseur van de derden, informanten of deskundigen ontvangt zal hij een kopie aan partijen sturen. Partijen kunnen hun commentaar op de informatie/documentatie van de informanten/deskundigen schriftelijk ter kennis van de adviseur brengen, met kopie aan de wederpartij. Partijen kunnen op elkaars commentaar niet meer reageren. Dit dient binnen 14 dagen na het beschikbaar komen van de informatie te geschieden.
De adviseur geeft zijn oordeel met inachtneming van de op het geschil en het feitencomplex toepasselijke wet- en regelgeving en hetgeen hij in de gegeven omstandigheden redelijk en billijk acht gezien de omstandigheden van het geval.
De toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen, de bewijslastverdeling en de waardering van het bewijsmateriaal staat ter vrije beoordeling van de adviseur.
In alle gevallen die niet zijn voorzien in dit reglement, beslist de adviseur.
De adviseur kan niet aansprakelijk worden gesteld, noch civielrechtelijk, noch tuchtrechtelijk, voor enig handelen of nalaten met betrekking tot de geschillenoplossing, daarin begrepen de inhoud van het advies.”
1) professionele begeleiding aan te bieden bij het zoeken naar een andere werkkring of het opzetten van een eigen onderneming in de vorm van een concrete afspraak qua doorlooptijd en kosten;
2) (nogmaals) een vergoeding voor immateriële schade aan te bieden van € 75.000 netto all-in;
3) zijn kosten van rechtsbijstand te vergoeden op basis van de tot op heden werkelijk gemaakte kosten.
5.Klachtonderdeel 1
6.Klachtonderdelen 2, 5, 6, 11 en 12
en van de uitkomsten van dit overleg, heeft betrokkene in strijd gehandeld met deze bepaling van het Reglement. Dat geldt ook voor het overleg met ‘ [naam 4] ’. Betrokkene heeft gesteld dat klager en het ministerie met het inschakelen van ‘ [naam 4] ’ hebben ingestemd, maar die stelling is in reactie op de betwisting daarvan door klager, niet onderbouwd. Ook het oordeel over de kans van slagen van een door klager aan te spannen civielrechtelijke procedure is kennelijk de vrucht van overleg met [naam 3] . Ook dat oordeel had op grond van het Reglement ter kennis van klager en het ministerie moeten worden gebracht.”
– hij wilde door [naam 5] worden gehoord – heeft [naam 1] aan zijn advocaat nogmaals uiteengezet wat hij met de inschakeling van bureau [naam 5] beoogde. Nadat hij had bericht dat hij bezig was de wederhoorreacties op de hoofdstukken 1 en 2 van het rapport te verwerken, waarna hij het rapport inclusief conclusies en het advies zou gaan afronden, is er niet meer gecorrespondeerd over de inschakeling van bureau [naam 4] . [naam 1] stelt dat hij, gelet op de reacties van [naam 2] , vervolgens alleen een bespreking heeft gehad met [naam 5] , met het karakter van ‘klankborden’. De concrete weergave hiervan heeft hij verwerkt in zijn advies. In paragraaf 5.3 van het rapport heeft hij – de reactie van [naam 2] hieromtrent in aanmerking nemend – onder 1) aan Defensie geadviseerd om professionele loopbaanbegeleiding aan te bieden aan [naam 2] . Hiermee is [naam 2] niet benadeeld, maar (zou hij zijn) gebaat.
7.Klachtonderdeel 3
8.Klachtonderdeel 4
9.Klachtonderdeel 7
17 februari 2014 onder de aandacht van [naam 1] gebracht. Hiermee (en met de verzoeken om de bandopname van de hoorzitting met [naam 6] over te leggen) heeft [naam 1] niets gedaan. Blijkens zijn rapport heeft [naam 1] met de verwevenheid en de rol van [naam 6] geen rekening gehouden en geen waarborgen getroffen teneinde de objectiviteit en zorgvuldigheid te waarborgen. [naam 2] stelt ook te hebben aangegeven dat de wijze van horen van [naam 6] onzorgvuldig is geweest, omdat tijdens die hoorzitting tevens aanwezig waren de advocaat van Defensie en het hoofd van de Afdeling Bestuurs- Straf- en Tuchtrecht, Directie Juridische Zaken van Defensie. [naam 1] heeft aangegeven dat hij de opmerkingen van laatstgenoemde in het gespreksverslag heeft verwerkt, waardoor niet is na te gaan op welke wijze de verklaring van [naam 6] en daarmee de mening van [naam 1] is beïnvloed. Daarnaast wijst [naam 2] op een verschil in behandeling bij het horen: [naam 6] heeft vóór zijn hoorzitting op 25 februari 2014 kennis kunnen nemen van de schriftelijke antwoorden die [naam 2] voorafgaande aan zijn hoorzitting op 17 februari 2014 had gegeven op schriftelijke vragen van [naam 1] , terwijl [naam 2] niet vooraf de vragen en antwoorden van [naam 6] heeft mogen inzien. Volgens [naam 2] kon Defensie hierdoor anticiperen op hetgeen [naam 1] met [naam 2] had besproken.
10.Klachtonderdeel 8
e-mailbericht tussen [naam 2] en zijn advocaat inhoudelijk heeft beoordeeld en deze beoordeling tevens heeft toegezonden aan de raadsman van het ministerie – gegrond had moeten worden verklaard. Het laakbare aan het handelen van [naam 1] is dat hij op het bericht van [naam 2] is ingegaan terwijl duidelijk was dat dit een per ongeluk verzonden bericht was. Uit de adressering van de e-mail bleek overduidelijk dat deze uitsluitend voor de advocaat van [naam 2] bestemd was. Door op dit bericht te reageren zoals hij (aan alle betrokkenen) heeft gedaan, heeft [naam 1] volgens [naam 2] onzorgvuldig en onprofessioneel gehandeld en zijn gebrek aan objectiviteit en zijn vooringenomenheid jegens [naam 2] duidelijk laten blijken. Dat de advocaat van [naam 2] bedoeld bericht tevens aan de advocaat van Defensie heeft gezonden doet daar niet aan af, aangezien zij geen onderwerp is van onderhavige klacht, [naam 1] een eigen verantwoordelijkheid heeft, en de advocaat van Defensie (in tegenstelling tot [naam 1] ) niet op dit bericht en evenmin op de reactie van [naam 1] heeft gereageerd. Blijkbaar was voor haar wél duidelijk dat het om vertrouwelijke correspondentie ging.
11.Klachtonderdeel 9
12.Klachtonderdeel 10
13.Klachtonderdeel 13
– ondanks het uitdrukkelijke verzoek dit in zijn advies op te nemen – aan hem voorbijgegaan. Inmiddels is duidelijk wat de daadwerkelijke consequenties van het advies zijn. [naam 1] wist dat partijen waren overeengekomen dat de kosten voor de adviseur en de juridische begeleiding tijdens het opmaken van het rapport voor rekening van de Staat zouden komen. Toch plaatst [naam 1] [naam 2] dit mes op de keel. Defensie heeft het advies overgenomen en gebruik gemaakt van de geadviseerde voorwaarde dat het aanbod vier weken geldt, welke termijn niet voor verlenging vatbaar is en welk aanbod alleen als geheel geaccepteerd of afgewezen kan worden. Hierbij zijn inbegrepen de kosten van rechtsbijstand, die in totaal een bedrag van € 100.000 overstijgen. Bij het opstellen van het rapport was het [naam 1] duidelijk dat [naam 2] die kosten niet zelf kon betalen. Door het voorstel aldus te formuleren, is [naam 2] feitelijk gedwongen het aanbod te aanvaarden. De accountantskamer heeft niet alleen die consequentie miskend, maar heeft niet op de klacht gereageerd, althans de aard daarvan miskend. Door op deze wijze te adviseren heeft [naam 1] de grenzen van zijn bevoegdheden en zijn opdracht overschreden en is hij met deze motivering niet objectief en zeker niet zorgvuldig geweest. De accountantskamer is volgens [naam 2] voorbijgegaan aan het risico dat het advies van [naam 1] in zich had, namelijk een zwaard van Damocles dat [naam 2] boven het hoofd hing in plaats van het waarborgen van zijn belangen.