ECLI:NL:CBB:2017:433
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking van taxivergunning wegens niet-aansluiting bij TTO
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 november 2017 uitspraak gedaan in het geschil tussen een taxichauffeur, appellant, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder. De appellant had zijn Taxxxivergunning verloren omdat hij per 12 september 2016 niet meer aangesloten was bij een Toegelaten Taxi Organisatie (TTO). De intrekking van de vergunning was gebaseerd op de Taxiverordening Amsterdam 2012, die vereist dat chauffeurs aangesloten zijn bij een TTO om in aanmerking te komen voor een taxivergunning. De appellant had bezwaar gemaakt tegen de intrekking, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder.
Tijdens de zitting op 23 oktober 2017 heeft de appellant, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn gronden van beroep uiteengezet. Hij betoogde dat de intrekking van zijn vergunning onterecht was, omdat hij niet in strijd had gehandeld met de regels en dat de TTO onterecht maatregelen tegen hem had genomen. Het College oordeelde echter dat de wetgeving de verweerder verplichtte om de vergunning in te trekken zodra de aansluiting bij de TTO was beëindigd. De appellant had de mogelijkheid om de beslissingen van de TTO aan te vechten in een civiele procedure, wat volgens het College voldeed aan de eisen van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het College concludeerde dat de beroepsgrond van de appellant faalde en dat er geen belemmeringen waren in zijn rechtsgang. De uitspraak eindigde met de beslissing dat het beroep ongegrond werd verklaard, zonder dat er aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.