Uitspraak
5 maart 2015 van
[naam 3]( [naam 3] ) tegen appellanten.
30 oktober 2015, met nummers 15/494 Wtra AK en 15/495 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2015:119).
4 januari 2014, zodat die gedragingen dienen te worden beoordeeld aan de hand van de VGC. Op grond van artikel A-100.4, onder a, van de VGC neemt de registeraccountant het fundamentele beginsel van integriteit in acht. De registeraccountant treedt in zijn beroepsmatige en zakelijke betrekkingen eerlijk en oprecht op. Op grond van artikel A-110.2 van de VGC vermijdt de registeraccountant dat hij in verband wordt gebracht met rapportages en andere informatie die naar zijn oordeel een bewering bevat die:
€ 66.000,- en voor [naam 7] B.V. naar verwachting een positieve exploitatie over het boekjaar 2013 van € 10.000,- zou opleveren. Door appellanten is niet betwist dat ten tijde van de ontslagaanvraag reeds was beslist dat de vestiging in [plaats 3] in 2013 zou overgaan naar een “ [plaats 5] ” vestiging. De stelling van [naam 2] dat geen sprake was van een reorganisatie, maar enkel van een bedrijfsverhuizing, valt niet te rijmen met hetgeen zij in het aanvullend beroepschrift heeft uiteengezet, dat op verzoek van de importeur de structuur van de Groep is gewijzigd naar een structuur op basis van activiteiten. Dit heeft er volgens [naam 2] toe geleid dat medio januari 2013 de administraties van alle vestigingen zijn samengevoegd. De accountantskamer heeft naar het oordeel van het College dan ook terecht geoordeeld dat de [naam 4] (ten tijde van de ontslagaanvraag) reeds een reorganisatie in gang had gezet. In het verlengde hiervan volgt het College de accountantskamer eveneens in haar oordeel dat aan het UWV onjuiste en onvolledige informatie is verstrekt door in de brief van 25 maart 2013 - in het kader van de ontslagaanvraag - geen melding te maken van die reeds ingezette reorganisatie, waardoor de in het rapport opgenomen toekomstgerichte financiële informatie die aan de gestelde noodzaak tot ontslag ten grondslag wordt gelegd, misleidend is. Het College onderschrijft voorts het oordeel van de accountantskamer dat de bewoordingen “bij ongewijzigd beleid” als misleidend zijn aan te merken. Die wijze van aanduiding doet immers geen recht aan de feitelijke situatie waarin [naam 4] zich bevond. Het betoog van [naam 1] dat ten tijde van belang nog geen uitvoering zou zijn gegeven aan de nieuwe juridische structuur van [naam 4] laat, wat daar ook van zij, onverlet dat gelet op het toekomstgerichte karakter van de financiële informatie een dergelijke reeds ingezette of op korte termijn in te zetten reorganisatie aan het UWV gemeld had moeten worden. De stelling dat de doorbelasting van de activiteiten van [naam 3] aan de vestigingen in [plaats 2] en [plaats 4] ook in 2013 heeft plaatsgevonden en pas later op grond van de juridische herstructurering met terugwerkende kracht is teruggedraaid, wat daar ook van zij, doet hieraan niet af, zodat de conclusie is dat met betrekking tot dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld.
zelfstandigof gezamenlijk met anderen verantwoordelijk zijn voor het opstellen van, en rapporteren over, financiële en andere informatie, waarop zowel de organisatie waarbij of ten behoeve waarvan hij werkzaam is, als een derde, mogen vertrouwen. Op grond van artikel C-310-1 van de VGC houdt de accountant in business zich aan de fundamentele beginselen en indien de naleving van de fundamentele beginselen in het gedrang komt treft de accountant in business daartegen de nodige maatregelen. Op grond van artikel C-320.3, aanhef en onder c van de VGC ziet de accountant in business erop toe dat informatie waarvoor hij verantwoordelijk is in materieel opzicht de feiten juist en volledig weergeeft.
zelfstandigeverantwoordelijkheid draagt, nu het tot haar takenpakket behoort toezicht te houden op de financiële rapportage en het financieel beleid van de vennootschap. Voor zover [naam 2] aanvoert dat zij ter zitting bij de accountantskamer heeft bedoeld te zeggen dat zij als contactpersoon gold voor SRM Rechtsbijstand en niet voor het UWV, kan dat niet leiden tot een ander oordeel nu het ook dan op haar weg had gelegen te voorkomen dat onjuiste en misleidende informatie aan de ontslagaanvraag ten grondslag werd gelegd. Gelet op het voorgaande heeft [naam 2] het fundamentele beginsel van integriteit (als bedoeld in artikel A-100.4, onder a van de VGC) geschonden. Dat [naam 2] de ontslagvergunning niet zelf heeft ingediend, noch heeft ondertekend in haar hoedanigheid van registeraccountant, doet aan het voorgaande niet af. Derhalve heeft de accountantskamer klachtonderdeel b terecht (deels) gegrond verklaard.