ECLI:NL:CBB:2017:403
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- E.R. Eggeraat
- M.B. van Zantvoort
- Rechtspraak.nl
Beoordeling of probiotisch middel als biocide kan worden aangemerkt
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 20 december 2017 uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, een bedrijf dat een probiotisch product aanbiedt, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat beroep ingesteld. Dit besluit hield in dat aan verzoekster een last onder dwangsom was opgelegd omdat het product als biocide werd aangemerkt, terwijl verzoekster betoogde dat het product geen biocide is en enkel bedoeld is om oppervlakken schoon te houden.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris op basis van de geldende wetgeving, waaronder de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden en de Europese Verordening 528/2012, het product terecht als biocide heeft aangemerkt. Verzoekster heeft onvoldoende bewijs geleverd dat het product geen biocide is, en de voorzieningenrechter heeft de argumenten van verzoekster niet overtuigend geacht. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de last onder dwangsom proportioneel is en dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bedrijven om zich te houden aan de regelgeving omtrent biociden en de gevolgen van het op de markt aanbieden van producten zonder de vereiste toelating. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, wat betekent dat de opgelegde last onder dwangsom van kracht blijft.