1.3.Appellante stelt dat haar SEH wel gevoelig is voor de 45-minutennorm en dat de RIVM-analyses een onjuist beeld geven van de situatie in de Achterhoek.
2. Verweerster is op grond van artikel 56a van de Wmg bevoegd om een beschikbaarheidbijdrage toe te kennen ten behoeve van de beschikbaarheid van SEH. Verweerster heeft met betrekking tot het uitoefenen van die bevoegdheid op grond van de artikelen 7, eerste lid, aanhef en onder b, en 57, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wmg de Beleidsregels BR/CU-5134 en opvolgend met ingang van 1 maart 2016 BR/CU-5145 vastgesteld waarbij zij uitvoering heeft gegeven aan de algemene aanwijzingen van de Minister van 12 december 2012 en 16 juni 2015 (de Aanwijzingen).
Volgens de toelichting op de Aanwijzingen:
“ (…) verleent de zorgautoriteit een beschikbaarheidbijdrage voor SEH-zorg uitsluitend onder de voorwaarde dat daarmee wordt bereikt dat geen verslechtering in bereikbaarheid optreedt ten opzichte van de thans bestaande landelijke situatie. Met andere woorden: spoedeisende hulp op die locatie moet noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de huidige bereikbaarheidssituatie niet verslechtert. Om de bereikbaarheid van ziekenhuizen met een spoedeisende hulp, die voldoet aan de thans geldende normen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, te beoordelen wordt uitgegaan van de zogenaamde 45-minutennorm. De norm stelt dat iedereen binnen 45 minuten naar een spoedeisende hulp vervoerd moet kunnen worden. De spoedeisende hulp van een ziekenhuis kan noodzakelijk zijn voor de bereikbaarheid binnen de 45 minuten in die situaties dat de sluiting van de spoedeisende hulp van dit ziekenhuis tot gevolg heeft dat een aantal mensen niet meer binnen de norm naar een spoedeisende hulp vervoerd kan worden. Kortom, als ook maar één inwoner door de sluiting van de betreffende spoedeisende hulp niet meer binnen 45 minuten bij een spoedeisende hulp zou kunnen komen, en dat wordt niet op een andere manier opgelost, dan komt de SEH-aanbieder in aanmerking voor een beschikbaarheidbijdrage. Er wordt dus geen bereikbaarheidsverlies geaccepteerd. (…)”.
In artikel 7.2, aanhef en onder 3, van de opeenvolgende Beleidsregels is bepaald dat een SEH voor een beschikbaarheidbijdrage in aanmerking kan komen als deze gevoelig is voor de 45-minutennorm volgens de meest relevante analyse van het RIVM.
De RIVM-analyse is, zo heeft verweerster uiteengezet, een spreidingsmodel om in te kunnen schatten welke SEH’s van ziekenhuizen open moeten blijven om de bereikbaarheid van SEH-zorg te borgen. Hierbij is sprake van een aanpak waarbij de werkelijkheid wordt gemodelleerd. De analyse van het RIVM is een versimpelde weergave van de werkelijkheid en beoogt een spreiding te meten. Het spreidingsmodel benadert de werkelijkheid het beste voor trajecten met een middellange ritduur. In de RIVM-analyse wordt uitgegaan van gemiddelde rijsnelheden van ambulances, vaste meld-, uitruk- (samen 3 minuten) en inlaadtijden (5 minuten), terwijl die in de praktijk kunnen variëren. Bij de inlaadtijd wordt ervan uitgegaan dat er geen stabilisatie nodig is en de inlaadtijd omvat geen behandeltijd. Als prestatiemaat zou 5 minuten behandeltijd ook niet reëel zijn. De 45-minutennorm komt voort uit de meest acute zorg, dus de situatie waarbij de patiënt hoe dan ook zo snel mogelijk in een ziekenhuis moet zijn. Het RIVM hanteert een integrale ritduur vanaf een ambulancestandplaats naar een incidentlocatie en vervolgens naar een SEH van maximaal 37 minuten (45 minuten minus 3 minuten meld- en uitruktijd en 5 minuten inlaadtijd). Het RIVM-model gaat uit van spoedritten, met zwaailichten en sirenes, vanaf de dichtstbijzijnde standplaats van de ambulance. Verder is het RIVM-model gebaseerd op metingen van werkelijk snelheden van ambulances, waaronder die in de regio Noordoost-Gelderland, gedurende één jaar. Van deze metingen zijn gemiddelden bepaald. Het model houdt daarnaast rekening met omstandigheden per regio, in die zin dat te behalen snelheden in bepaalde regio’s anders zullen zijn dan in andere regio’s. Het RIVM rekent met het tijdstip op de dag waarop de laagste snelheden zijn gemeten, dus de periode waarin doorgaans veel verkeer op de weg is en er met lagere snelheden wordt gereden. Het RIVM houdt verder rekening met alle mogelijke combinaties van locaties met een lange en korte aanrijtijd, en lange en korte bezorgtijd naar de SEH. Aangezien de analyse van het RIVM een analyse van de spreiding van ziekenhuizen is, in relatie tot de spreiding van ambulancestandplaatsen en de woonadressen van inwoners, is het volgens het RIVM niet zinvol en niet mogelijk om uit te gaan van gerealiseerde ambulance-inzetten. De analyse gaat immers uit van alle mogelijke woonadressen en rijtijden vanaf standplaatsen en de bezorgtijden naar SEH’s, terwijl in gerealiseerde ritgegevens niet alle woonadressen voorkomen, maar alleen die adressen waar een incident is geweest.
3. Appellante heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat de door het RIVM berekende rijtijden voor de zuidkant van het verzorgingsgebied van het Slingeland Ziekenhuis niet realistisch zijn. Daartoe heeft appellante een aantal rapporten ingebracht met feitelijke gegevens omtrent ambulanceritten in de regio. De modelmatige ambulanceritduren gebruikt in de analyse van het RIVM voor met name de postcodegebieden 7076, 7077, 7078, 7083, 7084 en 7091 wijken significant af en duren voor deze postcodegebieden langer dan waarvan door het RIVM wordt uitgegaan. Die langere ritduren zijn volgens appellante een gevolg van onder meer de aanwezigheid op de wegen van veel snelheidbeperkende elementen zoals rotondes en verkeersdrempels die een direct effect hebben op de ritduur en waarmee in het RIVM-model geen rekening wordt gehouden. De regio de Achterhoek kent veel doorgaande wegen waar niet harder dan 60 km/u kan worden gereden terwijl de RIVM-analyse volgens appellante slechts rekening houdt met wegen waarop 80 km/u en 120 km/u kan worden gereden. Volgens appellante kan uit het door haar ingebrachte overzicht van ambulancedienst Witte Kruis worden afgeleid dat de ambulances van het Witte Kruis in de praktijk geen ritten maken naar alternatieve ziekenhuizen. De SEH’s van andere ziekenhuizen zijn daarom geen reëel alternatief voor de SEH van het Slingeland Ziekenhuis. Het RIVM model gaat daar wel van uit. Het Slingeland Ziekenhuis vervult derhalve een onmisbare functie in de SEH infrastructuur. Gelet op de omstandigheid dat de SEH van het Slingeland Ziekenhuis voorziet in cruciale zorg dienen juist de daadwerkelijke tijden van de ambulanceritten bepalend te zijn voor de beoordeling van de kwalificatie als gevoelig. Volgens appellante kunnen 13.000 inwoners van het verzorgingsgebied van het Slingeland Ziekenhuis nu al niet binnen 45 minuten in het Slingeland Ziekenhuis of elders terechtkomen en zullen 71.000 inwoners niet binnen 45 minuten in een alternatief ziekenhuis terechtkomen indien de SEH van het Slingeland Ziekenhuis wegvalt. Dus wordt wel degelijk aan de voorwaarde dat de SEH gevoelig moet zijn voor de 45-minutennorm voldaan.
4. Verweerster heeft daartegen aangevoerd dat zij bij het vaststellen van de Beleidsregels de aanwijzing van de minister van 16 juni 2015 op juiste wijze heeft opgevolgd. Het bestreden besluit is in overeenstemming met de daarvoor geldende Beleidsregels tot stand gekomen door bij het beoordelen van de aanvraag van appellante uit te gaan van de RIVM-analyses. Het ligt niet op de weg van verweerster om de RIVM-analyses op inhoud te beoordelen.
Anders dan appellante stelt is volgens verweerster de 45-minutennorm niet bedoeld als een tijdspanne waarbinnen iemand feitelijk naar een SEH moet kunnen worden gebracht. De door appellante ingebrachte rapporten met feitelijke gegevens over ambulanceritten in de regio doen daarom naar het oordeel van verweerster niet af aan de RIVM-analyses. Er is geen wettelijke norm voor bezorging van een patiënt naar een SEH. Deze norm is bedoeld als norm op grond waarvan er geen verslechtering in de spreiding van SEH’s op mag treden. Het verstrekken van een beschikbaarheidbijdrage heeft tot doel om een dreigende verslechtering in de bereikbaarheid te voorkomen ten opzichte van de thans bestaande landelijke situatie. De SEH van het Slingeland Ziekenhuis is niet gevoelig voor de 45-minutennorm.
5. Het College komt tot de volgende beoordeling.