Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juli 2017 in de zaak tussen
Pfizer B.V., te Capelle aan de IJssel, appellanten
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Het Pfizer-concern beschikt tevens over een tweede-medische-indicatie-octrooi voor pregabaline. Dit wordt ook wel gebruiksoctrooi genoemd. Dit octrooi, dat nog van kracht is tot 17 juli 2017, is toegekend voor het gebruik van pregabaline voor (uitsluitend) de indicatie neuropatische pijn (hierna: pijnindicatie).
Uit het door verweerder genoemde citaat uit de bij het wetsvoorstel behorende Memorie van Toelichting blijkt dat de wetgever het uitgangspunt van farmaceutische uitwisselbaarheid zoals in die bepalingen omschreven baseerde op de gedachte dat geneesmiddelen waarvan de octrooitermijn verlopen is en generieke geneesmiddelen met dezelfde werkzame bestanddelen, van dezelfde of nagenoeg dezelfde sterkte en in dezelfde farmaceutische vorm, farmaceutisch in wezen niet van elkaar verschillen en dus uitwisselbaar zijn. Dat gaat echter naar het oordeel van het College niet op in de onderhavige situatie, waarbij de generieke kopieën van Lyrica die in de referentielanden op de markt zijn gebracht (tot 17 juli 2017) niet mogen worden verhandeld voor de pijnindicatie. Voorts blijkt uit het eerdergenoemde citaat dat de wetgever ervan is uitgegaan dat, zolang er (behoudens met toestemming van de oorspronkelijke registratiehouder) nog geen generieke geneesmiddelen op de markt zijn, “automatisch” slechts een vergelijking plaatsvindt van het (geoctrooieerde) merkgeneesmiddel met de prijzen van datzelfde merkgeneesmiddel in de referentielanden. Hieruit blijkt naar het oordeel van het College dat de situatie waarbij, zoals in het onderhavige geval, sprake is van een verlopen stofoctrooi voor bepaalde indicaties en een nog geldend gebruiksoctrooi voor een andere indicatie, niet is voorzien. Dit blijkt voorts uit onderstaand citaat uit de nota naar aanleiding van het verslag van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarbij de veronderstelling blijkt dat de fabrikant van het merkgeneesmiddel slechts na het aflopen van de octrooibescherming concurrentie zal ondervinden van generieke geneesmiddelen:
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij de maximumprijzen voor Lyrica zijn vastgesteld;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334,-- aan appellanten te vergoeden;
mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2017.