Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 18 januari 2017 op het hoger beroep van:
[naam 1] AA, te [plaats 1] , appellant
[naam 2] , te [plaats 2] ( [naam 2] ).
Procesverloop in hoger beroep
28 augustus 2015, met nummer 15/733 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2015:100).
[naam 3] .
Grondslag van het geschil
20 maart 2015 werd appellant door de advocaat van [naam 12] gesommeerd zich van elk contact met [naam 6] te onthouden. Bij brief van 26 maart 2015 deelde [naam 11] aan de advocaat van [naam 12] mee dat [naam 4] de aan haar verstrekte opdracht door en namens [naam 6] zal voortzetten.
Uitspraak van de accountantskamer
1 februari 2015 bleek dat evident sprake was van een belangenconflict tussen beide bestuurders/aandeelhouders, en [naam 12] vanwege dit belangenconflict en het ontbreken van vertrouwen in appellant bij de opzegging persisteerde, en terwijl de advocaat van [naam 9] het standpunt van [naam 4] over de ongeldigheid van de opzegging had verwoord. Volgens de accountantskamer gaat het er niet om of die opzegging namens [naam 6] (civielrechtelijk) geldig was, maar of de positie van appellant uiteindelijk nog houdbaar was. Door pas in zijn brief van 13 februari 2015 expliciet duidelijk te maken dat hij [naam 9] niet (meer) adviseerde, heeft appellant bij [naam 2] de vrees kunnen doen ontstaan dat hij niet primair het belang van [naam 6] diende, maar vooral dat van [naam 9] . Die indruk werd nog versterkt doordat de opzegging namens [naam 4] door de advocaat van [naam 9] op dezelfde gronden werd bestreden als de gronden die door [naam 9] waren gehanteerd. Naar het oordeel van de accountantskamer had appellant bij deze stand van zaken zijn dienstverlening voor [naam 6] moeten beëindigen.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Beslissing
mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. C.G.M. van Ede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2017.