ECLI:NL:CBB:2016:84

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
29 maart 2016
Publicatiedatum
8 april 2016
Zaaknummer
15/229
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang bij beroep tegen inschrijving adreswijzigingen in het handelsregister na ontbinding vennootschappen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Kamer van Koophandel. De appellant, die samen met een derde partij, [naam 2], bestuurder was van verschillende vennootschappen, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Kamer van Koophandel die adreswijzigingen van deze vennootschappen in het handelsregister registreerden. De vennootschappen waren inmiddels ontbonden, wat de vraag opriep of de appellant nog procesbelang had bij zijn beroep.

De appellant had op 30 januari 2015 opgaven tot ontbinding van de vennootschappen ingediend, maar stelde dat hij ook opgaven tot adreswijzigingen had willen indienen. Het College oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij deze opgaven tijdig had gedaan. Bovendien was het College van oordeel dat, aangezien de vennootschappen ontbonden waren, inschrijving van een adreswijziging in het handelsregister niet meer mogelijk was. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant geen procesbelang had bij zijn beroep.

Het College verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het beoogde resultaat niet meer bereikt kon worden. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om aan te tonen dat zij daadwerkelijk schade hebben geleden door de besluitvorming waartegen zij zich verzetten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/229
24301

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 maart 2016 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats 1] , appellant

en

Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. E. Goos).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 2]( [naam 2] ), te [plaats 2]
(gemachtigde: mr. C. Teiwes).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 23 januari 2015 (de primaire besluiten) heeft verweerster besloten tot inschrijving in het handelsregister van opgaven door [naam 2] van adreswijzigingen van [naam 3] B.V., [naam 4] B.V., [naam 5] B.V. en [naam 6] B.V. (de vennootschappen).
Bij besluit van 9 maart 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
[naam 2] heeft een reactie op het beroepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 maart 2016. Appellant is verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. [naam 2] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting zijn de volgende feiten en omstandigheden komen vast te staan. Appellant en [naam 2] waren bestuurders/aandeelhouders van de vennootschappen. Tijdens een bijzondere vergadering van aandeelhouders op 22 januari 2015 hebben zij besloten tot ontbinding van de vennootschappen. Op 23 januari 2015 heeft [naam 2] bij verweerster opgaven ingediend tot wijziging van het bezoek-/vestigingsadres van de vennootschappen van [adres 1] , [plaats 2] (het adres van [naam 2] ) naar [adres 2] , [plaats 2] (het adres van appellant). Bij de primaire besluiten heeft verweerster de adreswijzigingen van de vennootschappen in het handelsregister geregistreerd. Deze besluiten zijn op 23 januari 2015 naar het adres van appellant verzonden. Op 30 januari 2015 heeft appellant, ten kantore verweerster te [plaats 1] door middel van daartoe strekkende, ingevulde en ondertekende formulieren, opgaven ingediend tot ontbinding van de vennootschappen met ingang van 27 januari 2015. Op 30 januari 2015 heeft verweerster besloten tot inschrijving van deze opgaven tot de ontbinding van de vennootschappen. Appellant heeft op 27 februari 2015 bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. In bezwaar alsook in beroep heeft appellant gesteld dat het zijn bedoeling was om op 30 januari 2015 eveneens opgave te doen van wijziging van de adressen van de vennootschappen van het eerdergenoemde adres in [plaats 1] naar het eerdergenoemde adres in [plaats 2] . Ter zitting is vastgesteld dat daartoe strekkende, door appellant ingevulde en ondertekende formulieren in het dossier ontbreken en dat appellant evenmin op een andere wijze heeft kunnen aantonen dat hij opgaven tot adreswijzigingen van de vennootschappen heeft ingediend voorafgaand aan het moment van ontbinding van die vennootschappen. Tegen de besluiten van verweerster tot inschrijving van de ontbinding van de vennootschappen zijn geen rechtsmiddelen aangewend, zodat deze besluiten rechtens onaantastbaar zijn.
2. Appellant beoogt met zijn beroep te bewerkstelligen de adressen van de vennootschappen in het handelsregister alsnog te wijzigingen in [adres 1] , [plaats 2] .
3. Het College zal allereerst ingaan op de ambtshalve te beantwoorden vraag of appellant procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Het is vaste jurisprudentie van het College dat er alleen sprake is van voldoende procesbelang als het resultaat dat de belanghebbende met het instellen van beroep nastreeft, ook daadwerkelijk met het aanwenden van dat rechtsmiddel kan worden bereikt en dat het realiseren van dat resultaat voor deze belanghebbende een feitelijke betekenis kan hebben en niet alleen een hypothetische (zie onder meer de uitspraak van 31 maart 2015, ECLI:NL:CBB:2015:110). Vast staat dat de vennootschappen met ingang van 27 januari 2015 zijn ontbonden en – bij gebrek aan baten – ingevolge het bepaalde in artikel 2:19, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek opgehouden zijn te bestaan. Inschrijving van een adreswijziging in het handelsregister daarna is niet meer mogelijk. Met het instellen van beroep kan het door appellant beoogde doel dus niet meer worden bereikt.
4. Voor zover appellant met het uitspreken van zijn vrees dat de Belastingdienst als gevolg van de betwiste adreswijziging van de (ontbonden) vennootschappen beslag zal leggen op zijn privévermogen heeft willen betogen dat hij nog procesbelang heeft, overweegt het College als volgt. Volgens vaste jurisprudentie van het College kan een belanghebbende belang hebben bij een inhoudelijke oordeel indien hij tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij schade heeft geleden ten gevolge van de aangevochten bestuurlijke besluitvorming (zie onder meer de uitspraak van 24 juli 2013, ECLI:NL:CBB:2013:85). Aan dit criterium wordt hier naar het oordeel van het College niet voldaan. Met het enkele uitspreken van de vrees voor beslaglegging heeft appellant immers niet tot op zekere hoogte aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van het bestreden besluit schade heeft geleden.
5. Gelet op het vorenstaande is het College van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van procesbelang. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. A. El Markai, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2016.
w.g. J. Schukking w.g. A. El Markai