In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 29 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Kamer van Koophandel. De appellant, die samen met een derde partij, [naam 2], bestuurder was van verschillende vennootschappen, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de Kamer van Koophandel die adreswijzigingen van deze vennootschappen in het handelsregister registreerden. De vennootschappen waren inmiddels ontbonden, wat de vraag opriep of de appellant nog procesbelang had bij zijn beroep.
De appellant had op 30 januari 2015 opgaven tot ontbinding van de vennootschappen ingediend, maar stelde dat hij ook opgaven tot adreswijzigingen had willen indienen. Het College oordeelde dat de appellant niet had aangetoond dat hij deze opgaven tijdig had gedaan. Bovendien was het College van oordeel dat, aangezien de vennootschappen ontbonden waren, inschrijving van een adreswijziging in het handelsregister niet meer mogelijk was. Dit leidde tot de conclusie dat de appellant geen procesbelang had bij zijn beroep.
Het College verklaarde het beroep van de appellant niet-ontvankelijk, omdat het beoogde resultaat niet meer bereikt kon worden. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor appellanten om aan te tonen dat zij daadwerkelijk schade hebben geleden door de besluitvorming waartegen zij zich verzetten. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de griffier was aanwezig bij de uitspraak.