Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] RA, te [plaats] , appellant
[naam 2] , [naam 3]en
[naam 4]( [naam 5] ) ingediend tegen appellant
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
“ook ter zitting geen, althans nauwelijks, blijk heeft gegeven te beseffen dat hij anders had moeten handelen dan dat zijn handelen en nalaten door een redelijk en goed geïnformeerde derde zal worden opgevat als schadelijk voor de goede naam van het accountantsberoep”volgens hem geen recht aan het verloop van de zitting op 24 november 2014. Tijdens deze zitting heeft appellant immers wel degelijk gezegd dat hij enerzijds juist heeft getracht om in een moeilijke situatie zijn werkzaamheden zorgvuldig te blijven uitvoeren en dat hij anderzijds achteraf bezien op een aantal punten anders zou hebben gehandeld of zijn opmerkingen anders zou hebben verwoord. Dit komt volgens appellant in hoger beroep ook tot uiting in het feit dat hij zich neerlegt bij een deel van de gegrond bevonden klachtonderdelen. Dat houdt in dat hij zich realiseert dat zijn werkzaamheden voor verbetering vatbaar waren. Tegen deze achtergrond bezien meent appellant dat de opgelegde maatregel van berisping te zwaar is.