Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 1 december 2016 op het hoger beroep van:
[naam 1] AA, te [plaats] , appellant
(gemachtigde: mr. C.P. Egberts),
[oorspronkelijk klager 2] B.V. ( [oorspronkelijk klager 2] ) ingediend tegen appellant
Procesverloop in hoger beroep
7 augustus 2015, met nummer 15/232 Wtra AK (www.tuchtrecht.nl, ECLI:NL:TACAKN:2015:87).
Grondslag van het geschil
U ziet geen mogelijkheid om onze gegevens in Twinfield weer te activeren of veilig te stellen ?”, geantwoord dat na opzegging (van de samenwerking) alles is gearchiveerd en afgesloten.
Uitspraak van de accountantskamer
“grootboekkaartjes 2013 en 2014 van de beide administraties”. Dit verzuim klemt te meer nu appellant ter zitting heeft erkend dat het mogelijk was geweest de gegevens in digitale vorm over te dragen. Door direct nadat [oorspronkelijk klager 2] de opdracht had beëindigd, de toegang tot de digitale onbewerkte gegevens uit de administratie van [oorspronkelijk klager 1] en [oorspronkelijk klager 2] te ontzeggen en niet in te gaan op verzoeken van [oorspronkelijk klager 2] om weer toegang te verschaffen tot het Twinfield account, heeft appellant naar het oordeel van de accountantskamer onzorgvuldig en derhalve in strijd gehandeld met de eisen voortvloeiend uit het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid, zoals bedoeld in artikel 2,onder d, van de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Dit handelen is volgens de accountantskamer evenzeer in strijd met de bij het eindigen van een professionele dienst geldende civielrechtelijke wet- en regelgeving, zoals bedoeld in artikel 13 van de VGBA. De accountantskamer heeft voorts overwogen dat, indien appellant het retentierecht had uitgeoefend of dat alsnog had willen doen, dat bij bewerkte gegevens in beginsel toelaatbaar was geweest, mits hij daarbij een zorgvuldige afweging had gemaakt tussen enerzijds het belang van [naam 3] bij het behoud van bewerkte gegevens, en anderzijds het voor appellant zonder meer kenbare belang dat [oorspronkelijk klager 2] had bij de toegang tot de digitale administratie, die als gevolg van de afsluiting niet meer kon worden geraadpleegd. Niet is gebleken dat appellant een dergelijke belangenafweging heeft gemaakt. Daaruit volgt volgens de accountantskamer dat dit klachtonderdeel ook in zoverre gegrond is.
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
“hun gegevens”waren en dus door appellant vrijgegeven diende te worden, niet heeft weerlegd.
account tijdelijk te activeren met de data zoals die door ons is gevuld”. In het klaagschrift heeft [oorspronkelijk klager 1] voorts aangegeven dat “
nu duidelijk moge zijn dat [oorspronkelijk klager 1] er groot belang bij had dat de opvolgende accountant bij de digitaal ingevoerde administratie zou kunnen had [naam 1] de toegang van [oorspronkelijk klager 1] niet eenzijdig mogen afsluiten zonder de mogelijkheid te bieden de digitale administratie te exporteren.” Dat [oorspronkelijk klager 2] zou hebben verzocht om kopieën van de volledige administratie, zoals appellant ter zitting heeft gesteld, blijkt niet uit de brief van 22 juli 2014. Het betoog van appellant dat hij aan zijn verplichting als accountant heeft voldaan door de grootboekkaartjes te verstrekken, miskent dat appellant de prints van de grootboekkaartjes 2013 en 2014 reeds bij brief van 16 juli 2014 aan [oorspronkelijk klager 2] ter beschikking heeft gesteld en [oorspronkelijk klager 1] en [oorspronkelijk klager 2] om toegang tot de digitale ingevoerde administratie hebben verzocht, omdat - zoals in het klaagschrift is weergegeven - het handmatig opnieuw invoeren van deze gegevens (onnodig) werklast en kosten zou opleveren.
Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond voor zover appellant daarbij een verwijt is gemaakt voor zover hij zich zou hebben beroepen op het retentierecht;
- vernietigt de bestreden tuchtuitspraak in zoverre;
- verklaart het hoger beroep voor het overige ongegrond.