In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 9 september 2016 uitspraak gedaan in het geschil tussen Stedin Netbeheer B.V. en de Autoriteit Consument en Markt (ACM). Stedin had beroep ingesteld tegen een besluit van ACM, dat de aanvraag van Chemours voor een ontheffing op grond van de Elektriciteitswet 1998 had afgewezen. Het College diende te beoordelen of Stedin als belanghebbende kon worden aangemerkt en of het beroep ontvankelijk was.
Het College overwoog dat Stedin geen zienswijze had ingediend tegen het ontwerp van het besluit van ACM, wat volgens artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betekent dat het beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden. Stedin had weliswaar schriftelijke zienswijzen naar voren gebracht, maar deze waren gericht op andere ontwerpbesluiten en niet op het ontwerpbesluit waartegen het beroep was ingesteld.
Het College concludeerde dat Stedin redelijkerwijs kon worden verweten geen zienswijze te hebben ingediend tegen het ontwerpbesluit van ACM. Hierdoor was er geen grond voor het oordeel dat Stedin als belanghebbende kon worden aangemerkt. De uitspraak van het College was dat het beroep van Stedin niet-ontvankelijk werd verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. E.R. Eggeraat, in aanwezigheid van griffier mr. P.M. Beishuizen.