Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 21 juli 2016 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [plaats 1] , appellant
Openbaar Ministerie(OM) ingediend tegen appellant
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze tuchtrechtelijke procedure heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een accountant, die werd beschuldigd van het indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en betrokkenheid bij een hennepkwekerij. De accountant, die sinds 12 november 2007 was ingeschreven als accountant-administratieconsulent, had in de periode van 2012 tot 2014 opzettelijk onjuiste aangiften ingediend voor verschillende vennootschappen onder firma. Tijdens een strafrechtelijk onderzoek werden op zijn woonadres twee hennepplantages aangetroffen. De accountantskamer had eerder de klacht van het Openbaar Ministerie gegrond verklaard en de accountant voor een periode van tien jaar uit het register geschrapt.
In hoger beroep betwistte de accountant de beschuldigingen en stelde dat de aangiften niet onterecht waren ingediend. Hij voerde aan dat de vennootschappen in oprichting waren en dat de ingediende aangiften betrekking hadden op voorbereidingshandelingen. Het College oordeelde echter dat de accountant onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat de aangiften terecht waren ingediend. Bovendien werd vastgesteld dat hij betrokken was bij de hennepkwekerij, wat in strijd was met de fundamentele beginselen van integriteit en professionaliteit.
Het College bevestigde de beslissing van de accountantskamer en oordeelde dat de accountant ernstig verwijtbaar had gehandeld. De opgelegde maatregel van doorhaling van de inschrijving in het register voor een periode van tien jaar werd als passend en geboden beschouwd. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard.