In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 juli 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van appellant, die in hoger beroep ging tegen een tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving als accountant. Appellant, die sinds 12 november 2007 ingeschreven stond als accountant-administratieconsulent, was betrokken bij een strafrechtelijk onderzoek naar onjuist ingevulde aangiften omzetbelasting en het telen van hennep. De NBA had op basis van deze omstandigheden een verzoek ingediend tot tijdelijke doorhaling van zijn inschrijving, wat door de accountantskamer was toegewezen. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, maar verklaarde ter zitting dat hij geen behoefte meer had aan een inhoudelijke beoordeling, aangezien hij zich richtte op het zo snel mogelijk hervatten van zijn werkzaamheden als accountant. Het College heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat appellant geen procesbelang meer had. De uitspraak van de accountantskamer is daarmee onherroepelijk geworden, en de tijdelijke doorhaling is per 26 november 2015 komen te vervallen.