ECLI:NL:CBB:2016:220

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
16 augustus 2016
Zaaknummer
16/346
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E.R. Eggeraat
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake aanwijzing waarborginstelling onder de Waarborgwet 1986

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 15 juli 2016 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van Edelmetaal Waarborg Nederland B.V. tegen de Minister van Economische Zaken. De zaak betreft de aanwijzing van WaarborgHolland B.V. als waarborginstelling op grond van de Waarborgwet 1986. Verzoekster, Edelmetaal Waarborg Nederland B.V., betwist de rechtmatigheid van deze aanwijzing, omdat WaarborgHolland gebruik maakt van stempelmerken die voorheen door de gefailleerde Waarborg Platina Goud en Zilver N.V. (WPGZ) werden gebruikt. Verzoekster stelt dat dit in strijd is met de Waarborgwet, die vereist dat stempelmerken herleidbaar zijn naar de waarborginstelling die ze heeft afgeslagen. De voorzieningenrechter heeft op 1 juli 2016 de zaak behandeld en vastgesteld dat de bezwaren van verzoekster vooral gericht zijn tegen het gebruik van dezelfde stempelmerken door WaarborgHolland. De voorzieningenrechter oordeelt dat de aanwijzing van WaarborgHolland als waarborginstelling op goede gronden is gedaan en dat er geen onduidelijkheid bestaat over de herkomst van de stempelmerken. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de bezwaren van verzoekster niet voldoende zijn onderbouwd en de wettelijke eisen voor de aanwijzing van WaarborgHolland zijn nageleefd. De uitspraak benadrukt het belang van de waarborging van de kwaliteit van edelmetalen werken en de rol van waarborginstellingen in dit proces.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 16/346
[27307]
uitspraak van de voorzieningenrechter van 15 juli 2016 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Edelmetaal Waarborg Nederland B.V., te Joure, verzoekster

(gemachtigde: mr. J.H. van der Meulen),
en

de Minister van Economische Zaken, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H. Keinemans).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
WaarborgHolland B.V.(WaarborgHolland)
,te Gouda
(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 1 april 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder WaarborgHolland met ingang van 1 april 2016 aangewezen als waarborginstelling als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Waarborgwet 1986.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft bij brief van 18 april 2016 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 juli 2016.
Verzoekster is vertegenwoordigd door [naam 2] , bijgestaan door mr. J.H. van der Meulen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.H. Keinemans, mr. M.R. Does en mr. L.S. Ensink. WaarborgHolland is vertegenwoordigd door [naam 1] .

Overwegingen

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het primaire besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
2.1
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat WaarborgHolland niet voldoet aan de inrichtingseisen van artikel 7, tweede lid van de Waarborgwet 1986. Tot deze inrichtingseisen behoort volgens verzoekster ook dat de aan te wijzen rechtspersoon gebruik kan maken van stempelmerken waarmee de te keuren edelmetalen werken worden afgeslagen. Deze stempelmerken worden in de Waarborgregeling exclusief aan de aangewezen rechtspersoon verbonden en worden uitsluitend door deze rechtspersoon afgeslagen. Op deze wijze is steeds vast te stellen door welke waarborginstelling de edelmetalen werken zijn gekeurd en gestempeld. Volgens verzoekster beschikt WaarborgHolland niet over stempelwerken die zijn te onderscheiden van stempelmerken van andere waarborginstellingen omdat zij gebruik maakt van stempelmerken die voorheen werden gebruikt door Waarborg Platina Goud en Zilver N.V. (WPGZ). WPGZ is op 22 maart 2016 failliet verklaard. Direct na het faillissement heeft WaarborgHolland, een andere en van WPGZ te onderscheiden vennootschap, de activa behorende tot de boedel van WPGZ overgenomen met de bedoeling de bedrijfsvoering van WPGZ voort te zetten. Het gebruik door WaarborgHolland van dezelfde stempelmerken die WPGZ voorheen gebruikte is volgens verzoekster in strijd met de inhoud en opzet van de Waarborgwet 1986. In deze wet wordt er immers van uitgegaan dat afgeslagen stempelmerken steeds direct herleidbaar zijn naar de waarborginstelling welke het stempelmerk heeft afgeslagen. Dit strekt ter bescherming van de belangen van hen die op de juistheid en volledigheid van de stempelmerken afgaan. Doordat WaarborgHolland dezelfde stempelmerken gebruikt als WPGZ voorheen, is thans niet meer duidelijk door welke waarborginstelling de stempelmerken zijn afgeslagen. Verzoekster heeft er belang bij dat ten aanzien van ieder afgeslagen stempelmerk volledige duidelijkheid bestaat over de waarborginstelling die het stempelmerk heeft afgeslagen. Indien deze duidelijkheid ontbreekt heeft dat een sterk depreciërende werking op de waarde van de Nederlandse keur. Afnemers van waarborgdiensten zullen volgens verzoekster sterk geneigd zijn hun edelmetalen werken aan te bieden aan buitenlandse keuringsinstellingen of aan instellingen die het CCM-keur (Common Control Mark op grond van het Verdrag inzake onderzoek en stempeling van edelmetalen werken, Trb. 1991, 16) afslaan. Nu WaarborgHolland niet beschikt over stempelmerken die uitsluitend tot haar entiteit herleidbaar zijn, kan zij niet voldoen aan de eis uit artikel 7, tweede lid en onder a van de Waarborgwet 1986 inhoudende dat de rechtspersoon in staat is haar taken naar behoren te vervullen. Daarom kan het primaire besluit volgens verzoekster geen standhouden.
2.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat WaarborgHolland op goede gronden is aangewezen als waarborginstelling. Daartoe stelt verweerder dat hij zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de financiële en bedrijfseconomische continuïteit van WaarborgHolland. Uit het rapport van de Raad voor Accreditatie van 10 maart 2016 is gebleken dat WaarborgHolland in opzet voldoet aan de eisen van deskundigheid en onafhankelijkheid. Ten slotte is beoordeeld dat binnen WaarborgHolland de voorwaarden aanwezig zijn voor een zodanige besluitvorming dat een onafhankelijke vervulling van haar taken is gewaarborgd.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat van onduidelijkheid over de vraag welke waarborginstelling stempelmerken heeft geslagen geen sprake is. Met het primaire besluit is WaarborgHolland met ingang van 1 april 2016 aangewezen als waarborginstelling. Uit de toelichting blijkt tevens dat WPGZ is gefailleerd en dat in het kader van een doorstart de nieuwe rechtspersoon WaarborgHolland is aangewezen als waarborginstelling. In combinatie met het besluit van eveneens 1 april 2016, waarbij verweerder de aanwijzing van WPGZ als waarborginstelling heeft ingetrokken, is duidelijk dat zowel vóór als vanaf 1 april 2016 naast verzoekster één andere waarborginstelling stempelmerken afslaat. Tot 1 april 2016 was dat WPGZ, die als sinds 2009 handelde onder de handelsnaam Waarborg Holland en vanaf 1 april 2016 is dat WaarborgHolland. Gegarandeerd is volgens verweerder dus dat elk stempelmerk is afgeslagen door een waarborginstelling die aan alle wettelijke eisen voldeed. Voor zover er, gelet op de bijlage bij de Waarborgregeling, nog onduidelijkheid zou kunnen bestaan over de vraag welke rechtspersoon welke stempelmerken mag afslaan, stelt verweerder zich op het standpunt dat deze verwarring is weggenomen. Als gevolg van de aanpassing van de Waarborgregeling bij besluit van 18 mei 2016 (Stcrt. 2006/ 26768) is met ingang van 1 april 2016 de aangewezen rechtspersoon WaarborgHolland gekoppeld aan de keurstempels zoals opgenomen in de bijlage bij die regeling, die voorheen aan WPGZ waren gekoppeld.
2.3
WaarborgHolland heeft zich – kort gezegd – in haar stellingname aangesloten bij verweerder.
3.1
Artikel 7, eerste lid van de Waarborgwet 1986 bepaalt dat de Minister van Economische Zaken een of meer rechtspersonen aanwijst, die tot taak hebben, met inachtneming van het bij en krachtens deze wet bepaalde, aangeboden werken op hun gehalte aan platina, goud, palladium en zilver te keuren en van stempelmerken te voorzien.
3.2
Het tweede lid van artikel 7 van de Waarborgwet 1986 bepaalt dat een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid slechts plaatsvindt, indien de betrokken rechtspersoon aan de volgende eisen voldoet:
a. hij dient in staat te zijn de in het eerste lid bedoelde taken naar behoren te vervullen;
b. de voorwaarden dienen aanwezig te zijn voor een zodanige besluitvorming binnen de rechtspersoon, dat een onafhankelijke vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken zoveel mogelijk is gewaarborgd.
4. De voorzieningenrechter overweegt allereerst dat de bezwaren van verzoekster niet zozeer gericht zijn tegen de aanwijzing van WaarborgHolland als waarborginstelling maar vooral zijn gericht tegen het gebruik door WaarborgHolland van dezelfde stempelmerken die voorheen door WPGZ werden gebruikt. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij niet bestrijdt dat WaarborgHolland voldoet aan de eisen van financiële en bedrijfseconomische continuïteit, dat WaarborgHolland in opzet voldoet aan de eisen van deskundigheid en onafhankelijkheid en dat binnen WaarborgHolland voorwaarden aanwezig zijn voor een zodanige besluitvorming dat de onafhankelijke vervulling van de wettelijke taken is gewaarborgd. Dat betekent dat de bezwaren van verzoekster veeleer zien op de aanpassing van de Waarborgregeling bij besluit van 18 mei 2016. Ter zitting heeft verzoekster desgevraagd verklaard dat zij tegen deze aanpassing (nog) geen bezwaar heeft gemaakt.
5. Ook indien aangenomen moet worden dat de aanpassing van de Waarborgregeling bij de behandeling van het bezwaar wordt betrokken, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat het voortgezette gebruik door WaarborgHolland van dezelfde stempelmerken die WPGZ voorheen gebruikte in strijd is met (het stelsel van) de Waarborgwet 1986. De voorzieningenrechter overweegt daartoe dat de Waarborgwet 1986 ertoe strekt de gehalten van edelmetalen werken te waarborgen door middel van een keuring van deze werken door waarborginstellingen die door verweerder zijn aangewezen. Niet in geschil is dat WaarborgHolland door verweerder als waarborginstelling is aangewezen en dat zij uitsluitend die stempelmerken afslaat die haar in de (aangepaste) Waarborgregeling zijn toegewezen. Dat deze stempelmerken identiek zijn aan de stempelmerken die voorheen aan WPGZ waren toegewezen, doet aan dat systeem van de Waarborgwet niet af. Anders dan door verzoekster is betoogd moet deze situatie van voortzetting van een ‘oud’ stempelmerk onderscheiden worden van de situatie van toetreding tot de markt van een tweede waarborginstelling waarbij de nieuwe instelling wordt verplicht nieuwe en onderscheidende stempelkenmerken te laten goedkeuren. Destijds, bij de toetreding tot de markt door de tweede instelling was aan de orde dat onderscheid gemaakt moest kunnen worden tussen de twee waarborginstellingen die naast elkaar bevoegd waren edelmetalen werken te keuren. Dit is nu niet aan de orde, aangezien WaarborgHolland zich bedient van andere stempelmerken dan verzoekster.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster niet aannemelijk gemaakt dat door het gebruik van WaarborgHolland van dezelfde stempelmerken die WPGZ voorheen gebruikte verwarring zal ontstaat bij derden over de waarborginstelling die het stempelmerk heeft afgeslagen. Zoals ook verweerder naar voren heeft gebracht is, gelet op intrekking van de aanwijzing van WPGZ en de aanwijzing van WaarborgHolland, zowel voor als vanaf 1 april 2016 sprake van een situatie waarin naast verzoekster slechts één andere waarborginstelling in de Waarborgregeling vastgelegde stempelmerken afslaat.
Verzoekster heeft in dit verband betoogd dat desondanks verwarring kan ontstaan, omdat ten aanzien van de edelmetalen werken waarop geen jaarteken wordt afgeslagen het vrijwel onmogelijk zal zijn te achterhalen of WPGZ dan wel WaarborgHolland de edelmetalen werken heeft gekeurd. In reactie hierop heeft WaarborgHolland naar voren gebracht dat in het verleden, in het kader van de privatisering van de Dienst van de Waarborg, WPGZ ook het gebruik van de stempelmerken van deze overheidsdienst ongewijzigd heeft voortgezet. Deze gang van zaken is desgevraagd door verweerder bevestigd. Gesteld noch gebleken is dat het voortgezette gebruik door WPGZ van het stempelmerk van de Dienst van de Waarborg voor verwarring in de markt heeft gezorgd. Dat thans bij derde-partijen feitelijk verwarring is ontstaan over de herkomst van een door WaarborgHolland afgeslagen stempelmerk is door verzoekster - voor zover gesteld – niet onderbouwd. De omstandigheid dat, zoals verzoekster ter zitting heeft betoogd, het gebruik van het ‘oude’ stempelmerk van WPGZ door WaarborgHolland een verhaalsactie in het geval van een ondeugdelijke keuring mogelijk bemoeilijkt, brengt de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel. Dit is bovendien geen omstandigheid die de bedrijfsvoering van verzoekster in negatieve zin zal raken, nu dat probleem zich niet zal kunnen voordoen bij stempelmerken afgeslagen door verzoekster.
7. De stelling van verzoekster dat het voortgezet gebruik van de stempelmerken door WaarborgHolland leidt tot een depreciatie van de Nederlandse keur heeft verzoekster niet, althans onvoldoende onderbouwd. Voor zover al aan de door verzoekster bij brief van 29 juni 2016 overgelegde verklaringen betekenis kan worden toegekend, valt uit die verklaringen op te maken dat het als problematisch wordt ervaren indien stempelmerken worden afgeslagen die niet in overeenstemming zijn met de Nederlandse wettelijke regeling. Hiervan is geen sprake, aangezien WaarborgHolland onbetwist op grond van de Waarborgwet 1986 is aangewezen als waarborginstelling en op grond van de Waarborgregeling stempelmerken toegewezen heeft gekregen.
8. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Eggeraat, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Plouvier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2016.
w.g. E.R. Eggeraat w.g. J.M.T. Plouvier