In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen een uitspraak van de accountantskamer, waarin een accountant-administratieconsulent werd verweten onvoldoende kritisch te zijn geweest bij het verzorgen van de financiële administratie van een stichting. De accountant had nagelaten een ongebruikelijke transactie te melden, zoals vereist onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De accountantskamer had klachtonderdeel 1 gegrond verklaard, maar klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelt dat de accountant-administratieconsulent, die als administratief dienstverlener opereert, een professioneel kritische instelling moet hebben. Het College concludeert dat de accountant niet heeft gehandeld in strijd met de Wwft, omdat het ontbreken van een kasadministratie niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van een ongebruikelijke transactie. De accountant had geen reden om aan te nemen dat de contante betalingen niet volledig waren verantwoord. Het College verklaart zowel het hoger beroep van de accountant als dat van het Openbaar Ministerie ongegrond. De uitspraak is gedaan op 7 juni 2016.