Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 7 juni 2016 op de hoger beroepen van:
[klaagster] B.V. ( [klaagster] ), te [plaats 1] ,
[betrokkene] RA ( [betrokkene] ), te [plaats 2] ,
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
26 juli 2012.
Uitspraak van de accountantskamer
b. betrokkene heeft een opdracht tot controle van de jaarrekening over 2011 aangenomen welke hij niet had kunnen aannemen daar er sprake was van een conflictsituatie tussen [accountantskantoor 1] en de cliënt en daar hij op de hoogte was van het feit dat [accountantskantoor 2] was benoemd tot accountant;
c. de jaarrekening over 2011 van de cliënt bevat een groot aantal posten die wijzen op bijzondere zaken en op correcties aangaande oudere jaren, hetgeen een bevestiging vormt van de bevindingen van [[X]] , en erop duidt dat bij de jaarrekeningen tot en met 2011 een onjuiste verklaring is afgegeven;
d. betrokkene heeft op verzoek van de cliënt bewust niet de juiste en volledige informatie verstrekt aan de rechtbank in het kader van de procedure die [accountantskantoor 2] voert met de cliënt;
e. betrokkene was medio oktober 2013 op de hoogte van het feit dat er een vonnis is geweest en dat is onjuist vermeld in de publicatiestukken over 2012 van de cliënt.”
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
conflictsituatie tussen [accountantskantoor 1] en de cliënt” in haar ogen in de weg stond aan aanvaarding door betrokkene van de opdracht tot de controle van de jaarrekening over 2011. Het klachtonderdeel gaat eraan voorbij dat betrokkene heeft gesteld dat hij de opdracht tot het controleren van de jaarrekening over 2011 pas heeft aanvaard nadat hij van de cliënt had vernomen dat er aan de opdracht aan [accountantskantoor 2] een einde was gekomen. Deze stelling vindt steun in de bij de brief van betrokkene van 15 augustus 2014 (als bijlage V) gevoegde door betrokkene en door de cliënt getekende opdrachtbevestiging van 18 januari 2012. De Accountantskamer tekent daarbij aan dat deze opdrachtbevestiging niet direct te rijmen is met de mededeling in het verweerschrift (en in de verklaring van betrokkene vervat in de brief van 14 september 2012, vermeld onder 2.11) dat de opdrachtbevestiging op 5 januari 2012 is “ontvangen”, maar dat die onduidelijkheid niet afdoet aan de onderbouwing van de stelling, en daarom onbesproken kan blijven. Het klachtonderdeel is voorts zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet goed te rijmen met het verzoek van [[X]] aan de cliënt in zijn e-mail van 30 december 2011 (vermeld onder 2.6) om een afschrift van de met [accountantskantoor 1] gesloten vaststellingsovereenkomst. Een zodanige overeenkomst duidt niet op een conflictsituatie tussen [accountantskantoor 1] en de cliënt. Gezien het vorenstaande is het klachtonderdeel omschreven onder 3.1.b. ook voor het overige ongegrond.”