Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de meervoudige kamer van 13 januari 2016 op het hoger beroep van:
[naam 1] , te [plaats] , appellante,
[naam 2](betrokkene),
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de accountantskamer
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Ten aanzien van grief b overweegt het College als volgt. Het College acht het onwenselijk dat betrokkene geen schriftelijk verweer heeft gevoerd. Ten behoeve van het debat en een goede procesvoering is het wenselijk dat er schriftelijk verweer wordt gevoerd. In zoverre slaagt deze grief. Op zichzelf kan grief b echter niet leiden tot gegrondverklaring van één of meer klachtonderdelen. Voor zover deze grief tevens inhoudt dat betrokkene de klachtonderdelen niet (voldoende) gemotiveerd heeft betwist, zal dit aan de orde komen bij de bespreking van de afzonderlijke grieven.
8.3 Betrokkene heeft ter zitting van het College verklaard dat hij het beroep van appellante niet conform de IKP heeft afgehandeld. Betrokkene blijft echter van mening dat het een goed idee was dat beide partijen met elkaar in gesprek gingen op 18 februari 2013.
8.4 Het College overweegt als volgt. Uit de IKP volgt dat een klacht over SHF en/of over de door SHF opgerichte fondsen moet worden ingediend bij de afdeling klachtbehandeling van SHF en wordt behandeld door een, door de directie van SHF aangewezen, klachtfunctionaris. De directie van SHF wordt in de IKP aangewezen als de zogenaamde klachtverantwoordelijke. Betrokkene is geen bestuurslid van SHF. Niet is gesteld of gebleken dat betrokkene is aangesteld als klachtfunctionaris door de directie van SHF. Indien de klager niet akkoord gaat met het door de klachtverantwoordelijke namens SHF ingenomen standpunt is binnen zes weken beroep mogelijk bij het bestuur van de Stichting SDF, waarvan betrokkene het (enig) bestuurslid is.
10.2 De accountantskamer heeft geoordeeld dat dit klachtonderdeel in het licht van de voorgaande klachtonderdelen zelfstandige betekenis mist en door appellante ook niet nader is gemotiveerd met wezenlijk andere stellingen dan die, welke zij reeds aan haar andere klachtonderdelen ten grondslag heeft gelegd. De accountantskamer heeft klachtonderdeel VI daarom buiten bespreking gelaten.