Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (minister), appellant
[naam 1] handelend onder de naam [naam 2] , te [plaats] ( [naam 1] )
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
De minister keert zich in dit hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank dat proces-verbaal 1, in het licht van de betwisting van de daarin neergelegde bevindingen door [naam 1] , onvoldoende basis biedt voor het vaststellen van de overtreding. De minister benadrukt dat met dat op ambtseed opgemaakte proces-verbaal, dat niet enkel kan worden weersproken met woorden of foto’s van een pakje waterpijpvulling die geen tabak of nicotine bevat, de overtreding voldoende is bewezen. Nu [naam 1] in reactie op de vraag van de inspecteur naar de inhoud van de waterpijpen heeft gewezen op een tabaksproduct, was een monstername van de inhoud van de gerookte waterpijpen en aanvullend laboratoriumonderzoek niet noodzakelijk. Weliswaar is sprake van enkele tegenstrijdigheden in de twee processen-verbaal, maar de kern van beide processen-verbaal is gelijkluidend: [naam 1] heeft niet zodanige maatregelen getroffen dat de werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. Aan het boetebesluit ligt overigens louter proces-verbaal 1 ten grondslag omdat dat proces-verbaal eerder is opgemaakt en omdat proces-verbaal 2 de in proces-verbaal 1 geconstateerde overtreding niet uitsluit. Er zijn immers geen tegenstrijdigheden in de processen-verbaal die de overtreding ongedaan maken.
Beslissing
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van [naam 1] tot een bedrag van € 980,00; en
- bepaalt dat van de minister griffierecht ter hoogte van € 497,00 wordt geheven.