ECLI:NL:CBB:2015:425
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.A.B. van Dorst-Tatomir
- M.B.L. van der Weele
- Rechtspraak.nl
Invordering van dwangsommen wegens taxivervoer zonder vergunning
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appellant en de Minister van Infrastructuur en Milieu. De appellant had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister, waarin werd besloten tot invordering van verbeurde dwangsommen wegens het zonder vergunning verrichten van taxivervoer, in strijd met de Wet personenvervoer 2000. De Minister had eerder aan de appellant een last onder dwangsom opgelegd, omdat hij op 22 maart 2013 de wet had overtreden. De appellant betwistte de rechtmatigheid van deze last, maar het College oordeelde dat de last onherroepelijk was geworden, omdat de appellant hiertegen geen rechtsmiddel had aangewend.
Het College behandelde ook de vraag of de Minister het bestreden besluit had kunnen nemen zonder de uitkomst van een strafprocedure af te wachten, die verband hield met een boete die aan de appellant was opgelegd. Het College oordeelde dat de Minister niet verplicht was om de strafprocedure af te wachten, en dat de bevoegdheid tot invordering van dwangsommen niet werd beïnvloed door de strafprocedure. De appellant had ook aangevoerd dat er sprake was van uitlokking door de verbalisanten, maar het College oordeelde dat dit niet het geval was. De verbalisanten waren belast met een controle en de appellant had op eigen initiatief aangeboden hen te vervoeren.
Het College concludeerde dat de Minister terecht tot invordering van de dwangsommen was overgegaan, en dat de persoonlijke omstandigheden van de appellant niet zodanig waren dat de Minister van invordering moest afzien. Het beroep van de appellant werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak bevestigt de strikte handhaving van de regels omtrent taxivervoer zonder vergunning en de mogelijkheid van invordering van dwangsommen.