Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 november 2015 in de zaak tussen
de Kamer van Koophandel, verweerster
[naam 2], directeur en aandeelhouder van [naam 3] B.V. (thans: [naam 3] B.V.), te [plaats 2] .
Procesverloop
Overwegingen
niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. De termijn vangt ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 3:41, eerste lid, van de Awb bepaalt dat de bekendmaking van besluiten die tot één of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift
niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2 september 2013 met de daarbij behorende bijlage die ter kennisgeving naar [naam 3] B.V. is verstuurd niet worden aangemerkt als een bekendmaking in de zin van artikel 3:41 van de Awb. Deze brief is immers gericht aan [naam 3] B.V. en niet aan appellant, zodat reeds hierom appellant niet kan worden tegengeworpen dat hij via de kennisgeving aan [naam 3] B.V. van het primaire besluit op de hoogte had kunnen zijn. Bovendien betreft de brief slechts een kennisgeving van een wijziging, zonder dat wordt aangegeven welke specifieke wijziging in het handelsregister is aangebracht. Dat het terugtreden van appellant als bestuurder kenbaar is gemaakt door openbaarmaking in het openbare handelsregister kan evenmin worden aangemerkt als een bekendmaking in de zin van artikel 3:41 van de Awb. Het voorgaande laat onverlet dat verzending van een besluit kan worden aangenomen indien uit de beschikbare gegevens kan worden afgeleid dat het desbetreffende poststuk wel moet zijn ontvangen. Het College volgt verweerster niet in haar standpunt dat uit de schriftelijke verklaring van J. Chen volgens verweerster mededirecteur en aandeelhouder van [naam 3] B.V. - gedateerd op 30 mei 2014 moet worden afgeleid dat appellant het primaire besluit heeft ontvangen. De verklaring is immers niet door appellant zelf opgesteld, maar door J. Chen. Nu niet duidelijk is wanneer het primaire besluit is verzonden, is evenmin duidelijk wanneer de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen dat besluit is aangevangen. Het College is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerster het bezwaar van appellant tegen het primaire besluit ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het verstrijken van de bezwaartermijn.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerster op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 165,- aan appellant te vergoeden;