Verweerster stelt zich op het standpunt dat de omstandigheid dat op grond van onderdeel 3.1, onder a, van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010 plankosten die als materiële vaste activa op de balans waren geboekt niet voor versnelde afschrijving in aanmerking komen, niet afdoet aan de rechtmatigheid van deze beleidsregel, nu deze beleidsregel beoogde op een uitvoerbare wijze een in beginsel beperkte hoeveelheid middelen toe te kennen. De omstandigheid dat verweerster op grond van onderdeel 3.1, onder b van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010 alleen de asbestsaneringskosten en plankosten van na 2008 in gebruik genomen bouwprojecten voor versnelde afschrijving in aanmerking heeft laten komen, doet evenmin af aan de rechtmatigheid van deze beleidsregel, nu deze maatregel is getroffen om te voorkomen dat ziekenhuizen lopende bouwprojecten zouden staken vanwege wijzigingen in de bekostiging van kapitaallasten.
Verder stelt verweerster zich op het standpunt dat zij terecht voor beide beleidsregels dezelfde definitie van immateriële vaste activa heeft gebruikt. Immateriële vaste activa zijn, net als gebouwen, naar hun aard niet toe te rekenen aan het A- of het B-segment. Verweerster heeft alle aangevraagde vergoedingen voor immateriële activa in 2009 gehonoreerd. Zij is er destijds vanuit gegaan dat wat onder immateriële vaste activa was geboekt overeenstemde met wat door het College Bouw Zorginstellingen was goedgekeurd als immateriële vaste activa. Er was in 2009 € 160 miljoen beschikbaar en er is uiteindelijk ruim € 700 miljoen toegekend. Daarom is in de jaren daarna de controle op de aangevraagde vergoedingen geïntensiveerd. Materieel is er in de toepassing van de beleidsregels echter geen verandering beoogd.
In de primaire fase is verweerster uitgegaan van de jaarrekeningen 2008 tot en met 2010. Bij de beoordeling in bezwaar is gebleken dat een aantal instellingen al in 2007 de oude immateriële vaste activa hadden afgeboekt. Daarom heeft verweerster het bedrag van € 2.280.004 dat appellante ultimo 2006 als immateriële activa had opgevoerd als uitgangspunt genomen voor de toepassing van onderdeel 3.la van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010. Op dit bedrag heeft verweerster vervolgens de reguliere afschrijvingen in 2007 t/m 2010 en het deel van het bedrag dat moet worden toegerekend aan het B-segment in mindering gebracht. Deze berekening resulteert in een bedrag van € 888.295 dat verweerster heeft toegekend op basis van onderdeel 3.l, onder a, van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010.
Appellante heeft in de toelichting op het nacalculatieformulier een bedrag van € 4.315.509 plankosten 2009 en 2010 opgevoerd als immateriële vaste activa. Dit bedrag heeft verweerster als uitgangspunt genomen voor de toepassing van onderdeel 3.1, onder b, van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010. Op dit bedrag heeft verweerster vervolgens de reguliere afschrijving uit 2010 en het deel van het bedrag dat moet worden toegerekend aan het B-segment in mindering gebracht, zodat een bedrag van € 2.979.858 resteert. In totaal heeft verweerster een bedrag van € 3.868.153 (€ 888.295 + € 2.979.858) toegekend op basis van de Beleidsregel IVA 2010.
Verweerster heeft bij de nieuwe berekening immateriële activa die betrekking hebben op goodwill en licenties buiten beschouwing gelaten, alsook immateriële activa die onbetwist niet bij de uitvoering van de beleidsregels worden betrokken, zoals bijvoorbeeld versnelde afschrijving wegens verrekening met verkoopopbrengsten van gebouwen. Verweerster betwist dat appellante de kosten van de tijdelijke operatiekamers op grond van onderdeel 3.1, onder b, van de Beleidsregel Compensatie IVA 2010 zou mogen afschrijven. In haar nadere brief van 8 juli 2015 stelt verweerster dat de post interim-OK's geen betrekking heeft op plankosten van lopende of na 2008 in gebruik genomen / te nemen bouwprojecten. Appellante heeft geen WTZi-vergunning voor de interim-OK's en het project is ook niet gerealiseerd uit de trekkingsruimte. Daarom komt deze post volgens verweerster niet voor versnelde afschrijving in aanmerking.