ECLI:NL:CBB:2015:364

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
14/651
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het niet vaststellen van een honorariumomzetplafond voor failliet ziekenhuis en de rol van de NZa

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 november 2015 uitspraak gedaan in het geschil tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Stafmaatschap van het (voormalige) Ruwaard van Putten Ziekenhuis (RPZ). De zaak betreft de beslissing van de NZa om voor het jaar 2014 geen honorariumomzetplafond vast te stellen voor de vrijgevestigd medisch specialisten van RPZ, dat op 24 juni 2013 failliet was verklaard. De NZa had in een eerdere brief van 5 december 2013 meegedeeld dat er geen omzetplafond zou worden vastgesteld, omdat RPZ in dat jaar geen zorg meer verleende. De Stafmaatschap heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat de beslissing in strijd was met de beleidsregels en andere juridische beginselen.

Tijdens de zitting op 30 oktober 2015 heeft de Stafmaatschap haar standpunt toegelicht, bijgestaan door haar gemachtigde. De NZa heeft haar beslissing verdedigd en aangegeven dat het vaststellen van een honorariumomzetplafond voor 2014 zinloos was, gezien de faillissementsstatus van RPZ. Het College heeft overwogen dat de Stafmaatschap belanghebbende was bij het besluit van de NZa, ondanks dat het besluit aan RPZ was gericht. Het College concludeerde dat de NZa terecht had afgezien van het vaststellen van een honorariumomzetplafond, omdat er in 2014 geen zorg werd verleend door RPZ.

De uitspraak van het College was dat het beroep van de Stafmaatschap ongegrond werd verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak bevestigt de bevoegdheid van de NZa om in bepaalde omstandigheden af te zien van het vaststellen van een honorariumomzetplafond, vooral in situaties waarin de zorgverlening is stopgezet door faillissement.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 14/651
13950

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 november 2015 in de zaak tussen

Stafmaatschap van het (voormalige) Ruwaard van Putten Ziekenhuis, te Spijkenisse (Stafmaatschap), appellante
(gemachtigde: mr. S.D.W. Gratama),
en

de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), verweerster

(gemachtigden: mr. L. Cats en mr. T.J.A. van Baar).

Procesverloop

Bij brief van 5 december 2013 (het primaire besluit) heeft NZa meegedeeld voor het Ruwaard van Putten Ziekenhuis te Spijkenisse (RPZ) over 2014 geen omzetplafond vast te stellen voor de honoraria van de vrijgevestigd medisch specialisten.
Bij besluit van 21 augustus 2014 (het bestreden besluit) heeft NZa het bezwaar van de Stafmaatschap tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Stafmaatschap heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
NZa heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 oktober 2015. De Stafmaatschap heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam] , secretaris van de Stafmaatschap. NZa heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden, bijgestaan door mr. A.B.J. Keijzer.

Overwegingen

1. Het RPZ is op 24 juni 2013 failliet verklaard. Er is een doorstart gemaakt door het Spijkenisse Medisch Centrum (SMC), een samenwerkingsverband van het Ikazia-, het Maasstad- en het Van Weel Bethesdaziekenhuis. Na het faillissement hebben de in het RPZ werkzame vrijgevestigd medisch specialisten hun werkzaamheden in het SMC voortgezet op basis van tijdelijke arbeidsovereenkomsten met het SMC.
2. Op 25 september 2013 hebben de gemachtigde van de Stafmaatschap, de curator van RPZ, de gemachtigde van het SMC en de achterliggende ziekenhuizen en een afgevaardigde van de Orde van Medisch specialisten overlegd over de werkzaamheden van de medisch specialisten in het SMC en de wijze waarop de door het faillissement van RPZ vrijgekomen omzetruimte voor de specialistenhonoraria ingezet zou kunnen worden. NZa is bij dit overleg betrokken. Per e-mail van 26 september 2013 heeft NZa de betrokken partijen tot 1 november 2013 de gelegenheid gegeven om de uitkomsten van het overleg door te geven. Op 11 oktober 2013 heeft NZa een voorstel van het SMC/Ikaziaziekenhuis ontvangen, waarop NZa per email heeft gereageerd. Bij email van 6 november 2013 heeft NZa de eerder aan de betrokken partijen gegeven termijn verlengd tot 15 november 2013.
3. Nadat NZa binnen deze termijn geen gezamenlijk voorstel had ontvangen heeft zij besloten om over 2014 geen honorariumomzetplafond voor RPZ vast te stellen, omdat er na het faillissement geen medisch specialistische zorg meer is geleverd door RPZ of de Stafmaatschap ten behoeve van RPZ en ook omdat er tussen RPZ en de Stafmaatschap geen verdeelafspraken voor 2014 zijn gemaakt.
4. De Stafmaatschap heeft hiertegen aangevoerd dat deze beslissing in strijd is met de beleidsregels, het Convenant bekostiging vrij gevestigd medisch specialisten transitie 2012-2014 van 31 mei 2011, het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het verbod op détournement de pouvoir en het verbod op vooringenomenheid. De Stafmaatschap beoogt met het beroep niet dat alsnog een honorariumomzetplafond wordt vastgesteld, maar het verkrijgen van een oordeel van het College over de wijze waarop het besluit tot stand is gekomen en de wijze waarop NZa daarbij gehandeld heeft.
5. Het honorariumomzetplafond is een instrument om de kosten van de gezondheidszorg beheersbaar te maken. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft NZA opgedragen om per 2012 een beheersmodel in te voeren voor de honoraria van vrijgevestigd medisch specialisten waarbij een door de minister van VWS jaarlijks vast te stellen totaalbudget voor vrijgevestigd medisch specialisten door NZa wordt verdeeld over de ziekenhuizen door per ziekenhuis een honorariumomzetplafond vast te stellen. Voor de uitoefening van deze bevoegdheid heeft NZa de Beleidsregel Beheersmodel honoraria vrijgevestigd medisch specialisten (BR/CU-2100) (Beleidsregel) vastgesteld. Op grond van artikel 4.1 van de Beleidsregel stelt NZa per toegelaten instelling voor medisch specialistische zorg die voor 26 oktober 2011 daadwerkelijk zorgprestaties heeft geleverd (zoals RPZ) voor 2012, 2013 en 2014 een honorariumomzetplafond vast voor de gezamenlijke honorariumomzet van alle ten behoeve van die instelling werkzame vrijgevestigd medisch specialisten (het zogenaamde aan-honorariumomzetplafond). Op grond van artikel 7.1 van de Beleidsregels kunnen een instelling en een collectief van vrijgevestigd medisch specialisten NZa verzoeken het voor de instelling geldende honorariumomzetplafond te verdelen in een aan-honorariumomzetplafond en een via-honorariumomzetplafond ten behoeve van het collectief.
6. NZa heeft ter zitting uiteengezet dat zij aan deze regeling uitvoering geeft door jaarlijks ambtshalve aan de instellingen een besluit af te geven over de vaststelling van het aan-honorariumomzetplafond en daaraan gekoppeld aan het collectief van de in de instellingen werkzame vrijgevestigd medisch specialisten een besluit over de vaststelling van het via-honorariumomzetplafond.
7. Voor 2014 heeft NZa echter geen aan-honorariumomzetplafond vastgesteld. Deze beslissing heeft NZa terecht opgevat als een schriftelijke weigering om een besluit te nemen die op grond van artikel 6:2, aanhef en onder a, Algemene wet bestuursrecht (Awb) gelijkgesteld wordt met een besluit. Hoewel de beslissing van 5 december 2013 is gericht aan RPZ heeft de Stafmaatschap daarbij een voldoende rechtstreeks betrokken belang, omdat zonder een besluit over het aan-honorariumomzetplafond geen besluit over het via-omzetplafond aan de Stafmaatschap wordt afgegeven en het belang van de Stafmaatschap bij de vaststelling van het honorariumomzetplafond 2014 feitelijk groter is dan het belang van het in faillissement verkerende RPZ. De Stafmaatschap is dus belanghebbende bij het bestreden besluit.
8. NZa moest in beginsel op grond van de Beleidsregel voor RPZ over 2014 een honorariumomzetplafond vaststellen, maar heeft daarvan in dit geval mogen afzien. Het vaststellen van een honorariumomzetplafond 2014 was immers zinloos, omdat RPZ in dat jaar in staat van faillissement verkeerde en er via RPZ geen zorg meer werd verleend. Voor de zorg die in 2014 door SMC werd verleend kon SMC een honorariumomzetplafond aanvragen. Reeds hierom is de genomen beslissing van 5 december 2013 niet onrechtmatig.
9. Gelet hierop gaat het College niet in op de door de Stafmaatschap aangevoerde gronden over de opstelling van NZa bij het tussen betrokken partijen eind 2013 gevoerde overleg over de wijze waarop de door het faillissement van RPZ vrijgekomen omzetruimte ingezet zou moeten worden. Deze gronden kunnen immers niets veranderen aan de feitelijke omstandigheid dat door RPZ in 2014 geen zorg meer werd verleend.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.E. Doolaard, mr. J.L. Verbeek en mr. C.M. Wolters, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2015.
w.g. W.E. Doolaard w.g. M.B. van Zantvoort