Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2015 in de zaak tussen
[naam], wonende te [plaats], appellant
de Staatssecretaris van Economische Zaken,
Procesverloop
Overwegingen
€ 83.058,09 toegekend.
Appellant beperkt zijn beroep tot de oppervlakte van de percelen 10, 19 en 20. Uit het gegeven dat perceel 19 (0.45 ha) door verweerder is gesplitst in 19 (0.23 ha) en 20 (0.08 ha) en verder is verkleind door een toevoeging aan perceel 10 (0.03 ha) komt volgens appellant naar voren dat uit de luchtfoto’s niet eenvoudig de juistheid van de aanvraag was en is vast te stellen. Dit hangt samen met de beperkte omvang en grillige vorm van de percelen en met de aanwezige begroeiing. Hoewel verweerder in het kader van de herziening opnieuw verplicht was om alle gegevens, die door appellant in de bezwaarfase en tijdens het beroep zijn ingebracht (zoals foto’s) opnieuw te onderzoeken, heeft hij ten onrechte de achtereenvolgende besluiten steeds gebaseerd op (slechts) de bestudering van dezelfde luchtfoto’s. De beoordelingsruimte die verweerder heeft betekent niet dat er een zodanige bandbreedte in de vaststelling van de oppervlaktes op basis van luchtfoto’s is dat appellant de uitkomst van de achtereenvolgende beoordelingen dient te accepteren. Juist nu blijkt dat de oppervlakten telkens anders worden vastgesteld, is er aanleiding voor aanvullend onderzoek. Appellant concludeert dat uit de luchtfoto’s niet is af te leiden dat de gezamenlijke oppervlakte van de percelen 10, 19 en 20 slechts 0.34 ha is. Volgens appellant is die oppervlakte minimaal 0.45 ha en had verweerder een veldinspectie moeten uitvoeren.
Verweerder stelt verder dat resultaten van een GPS-meting nooit zonder meer worden overgenomen omdat een GPS-meting niet bruikbaar is om percelen of perceelsgrenzen in te tekenen in het percelenregister. Een GPS-meting kan wel aanleiding zijn om een AAN-perceel nader te bezien en aan de hand van de luchtfoto te beoordelen of de perceelsgrenzen nauwkeuriger kunnen worden gelegd. Dat dit niet per se leidt tot dezelfde oppervlaktes als de gemeten oppervlakten houdt verband met de meetonnauwkeurigheid die zich bij GPS-meting voordoet.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij op goede gronden delen van de oppervlakte van de percelen 10, 19 en 20 niet heeft aangemerkt als subsidiabele landbouwgrond. De luchtfoto’s bieden een duidelijk beeld waaruit onder meer blijkt dat de berm en het gazon van perceel 19 terecht niet zijn ingetekend in de AAN-laag.
Appellant heeft geen concrete argumenten heeft aangedragen die een duidelijke aanwijzing zouden kunnen opleveren dat de vaststelling van de referentiepercelen op basis van nauwkeurige luchtfoto’s tot onjuiste of in ieder geval onbetrouwbare resultaten heeft geleid, en dat een controle ter plaatse het geëigende middel zou zijn om tot een (nog) meer gedegen oppervlaktevaststelling te komen. Daarom ziet het College geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van de door verweerder vastgestelde oppervlakte van de in geding zijnde percelen. Hetgeen door appellant is aangevoerd slaagt daarom niet. Verweerders subsidiaire standpunt behoeft gelet hierop geen bespreking.
Beslissing
- verklaart het beroep tegen het besluit van 2 december 2011 niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het herziene besluit op bezwaar ongegrond.
mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
4 februari 2015.