ECLI:NL:CBB:2015:277

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 juli 2015
Publicatiedatum
12 augustus 2015
Zaaknummer
15/216
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake registratietarief voor multidisciplinaire zorgverlening

In deze zaak heeft de Stichting SHL-groep, appellante, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), verweerster, die op 9 februari 2015 een bezwaar van appellante niet-ontvankelijk heeft verklaard. De zaak betreft een geschil over het registratietarief (079988) voor multidisciplinaire zorgverlening aan patiënten met chronische aandoeningen. Appellante heeft vragen gesteld over de voorwaarden waaronder dit tarief in rekening kan worden gebracht, na een e-mailwisseling tussen de zorgverzekeraar Menzis en de NZa. De NZa heeft in haar antwoord op de vragen van Menzis aangegeven dat het registratietarief alleen in rekening kan worden gebracht als de zorgactiviteit volledig is uitgevoerd en er een rapportage naar de huisarts heeft plaatsgevonden. Appellante heeft het bezwaar ingediend omdat zij meende dat de e-mail van de NZa een besluit was dat rechtsgevolgen met zich meebracht. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft echter geoordeeld dat de e-mail slechts informatief van aard was en geen rechtsgevolgen teweegbracht. Daarom heeft het College het beroep ongegrond verklaard en de niet-ontvankelijk verklaring van de NZa bevestigd. De uitspraak is gedaan op 10 juli 2015 en openbaar gemaakt op 15 juli 2015.

Uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 15/216
22077
uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2015 in de zaak tussen
Stichting SHL-groep, te Etten-Leur, appellante
(gemachtigde: mr. drs. N.U.N. Kien)
en

de Nederlandse Zorgautoriteit, verweerster.

Procesverloop

Appellante heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerster van 9 februari 2015 (het bestreden besluit) beroep ingesteld.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het College, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk ongegrond is. Het College ziet aanleiding om in deze procedure van deze bevoegdheid gebruik te maken en doet uitspraak zonder zitting.
Daartoe overweegt het College als volgt.
2.1
In de Beleidsregel van verweerster BR/CU-2134, Prestaties en tarieven medisch specialistische zorg (de beleidsregel), is het volgende opgenomen:
"Registratietarief (inclusief oproep) in het kader van multidisciplinaire
zorgverlening chronische aandoeningen (079988)
De uitvoering van programmatische registratie en protocollaire
diagnostiek van multidisciplinaire zorgverlening van patiënten met
chronische aandoeningen onder behandeling van de huisarts door een
ziekenhuis of huisartsenlaboratorium. Het tarief dient ter dekking van de
kosten van de oproep, registratie van de diagnostiek volgens NHG
standaard en rapportage (waaronder feedback en benchmarking) naar
de huisarts en kan alleen op basis van lokale overeenstemming in
rekening worden gebracht."
2.2
Op 28 oktober 2014 zijn door een medewerker van Menzis per e-mail de volgende vragen gesteld via het e-mailadres
info@nza.nl:
"Geachte lezer,
Menzis ontvangt klachten van verzekerden over het in rekening gebrachte registratietarief 079988. Een deel van de vragen kan ook na het raadplegen van beleidsregels niet worden behandeld.
Het gaat om de volgende criteria die aan het declareren van deze prestatie kunnen worden gesteld:
1. Frequentie, mag deze prestatie periodiek in rekening worden gebracht ? En voor welke periode betreft dit dan ?
2. Geldt deze prestatie per onderzoek ? Dus ongeacht de frequentie van het onderzoek ?
3. Indien sprake is van meerdere chronische aandoeningen bij een verzekerde (bijvoorbeeld DMII en COPD samen) mag het tarief dan even vaak in rekening worden gebracht ?
4. De prestatie mag alleen in rekening worden gebracht wanneer de oproep is gedaan en een rapportage naar de huisarts heeft plaatsgevonden. Graag bevestiging van deze voorwaarde.
Graag verneem ik op korte termijn wat uw standpunt hierin is, dan wel welke voorwaarden de zorgverzekeraar zelf kan stellen aan het in rekening brengen van deze prestatie."
2.3
Bij e-mailbericht van 21 november 2014, afkomstig van (een medewerker van) Voorlichter Informatielijn van verweerster, is het volgende geantwoord aan Menzis:
"1. Frequentie, mag deze prestatie periodiek in rekening worden gebracht ? en voor welke periode betreft dit dan ?
In het algemeen geldt dat deze zorgactiviteit geregistreerd mag worden indien deze volledig is uitgevoerd. Het is dus niet zo dat deze zorgactiviteit periodiek of per subtraject in rekening mag worden gebracht, maar per keer dat de zorgactiviteit in zijn geheel is uitgevoerd. De zorgactiviteit is als volgt omschreven in artikel 15.1.2 [lees: 15.2.1] van de beleidsregel BR/CU-2134, Prestaties en tarieven medisch specialistische zorg. De uitvoering van programmatische registratie en protocollaire diagnostiek van multidisciplinaire zorgverlening van patiënten met chronische aandoeningen onder behandeling van de huisarts door een ziekenhuis of huisartsenlaboratorium. Het tarief dient ter dekking van de kosten van de oproep, registratie van de diagnostiek, volgens de NHG standaard en rapportage (waaronder feedback en benchmarking) naar de huisarts en kan alleen op basis van lokale overeenstemming in rekening worden gebracht.
2. Geldt deze prestatie per onderzoek ? Dus ongeacht de frequentie van het onderzoek ?
Zie hiervoor het antwoord bij vraag 1.
3. Indien sprake is van meerdere chronische aandoeningen bij een verzekerde (bijvoorbeeld DMII en COPD samen) mag het tarief dan even vaak in rekening worden gebracht ?
Gezien in de omschrijving gesproken wordt van zorgverlening van patiënten met chronische aandoeningen mag de zorgactiviteit eenmalig geregistreerd worden als de patiënt meerdere chronische aandoeningen heeft.
4. De prestatie mag alleen in rekening worden gebracht wanneer de oproep is gedaan en een rapportage naar de huisarts heeft plaatsgevonden. Graag bevestiging van deze voorwaarde.
De voorwaarde die u stelt kunnen we bevestigen. De prestatie mag dus alleen in rekening worden gebracht wanneer de oproep is gedaan. En een rapportage naar de huisarts heeft plaatsgevonden. Daarnaast dienen er ook een lokale overeenstemming te zijn.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd."
2.4
Naar is gesteld, is dit antwoord op 2 december 2014 door Menzis per e-mail doorgezonden naar appellante. Op 19 december 2014 heeft appellante een bezwaarschrift ingediend bij verweerster. Bij het bestreden besluit heeft verweerster het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb is gericht.
2.5
Verweerster staat op het standpunt dat de e-mail antwoord geeft op concrete vragen c.q. uitleg geeft over de regels en daarmee alleen informatief van aard is. Daarom is sprake van een feitelijke handeling die niet is gericht op enig rechtsgevolg.
2.6
Het standpunt van verweerster is naar het oordeel van het College juist. Het door Menzis gedane informatieverzoek is beantwoord onder verwijzing naar het gestelde in de beleidsregel. Daarmee is geen enkel rechtsgevolg teweeg gebracht. De door appellante vanaf randnummer 32 van het beroepschrift genoemde gevolgen kunnen zich voordoen indien zij op onjuiste wijze declareert en vloeien niet voort uit de e-mail van 28 november 2014, aangezien het daarin gegeven antwoord van verweerster aan Menzis geen oordeel bevat over declaraties van appellante. Anders dan appellante meent is daarom geen sprake van een bestuurlijk rechtsoordeel.
2.7
Verweerster heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hetgeen appellante verder nog heeft aangevoerd kan hieraan niet toe- of afdoen en behoeft daarom geen bespreking.
3. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. Het beroep is kennelijk ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. F.E. Mulder, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2015.
w.g. J.L. Verbeek w.g. F.E. Mulder
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij het College. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.