Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 19 februari 2015 in de zaak tussen
Albert Heijn van der Poel, te ‘s Gravendeel, appellant
burgemeester en wethouders van Binnenmaas, verweerders
Procesverloop
Overwegingen
Uitgaande van die omstandigheid hadden verweerders er belang bij dat zij niet geconfronteerd zouden worden met een ontheffing voor onbepaalde tijd waarvan op het moment van de verlening al duidelijk was dat een intrekking (met een overgangsregeling) zou moeten volgen. Niet gezegd kan worden dat verweerders geen rekening hebben mogen houden met het feit dat met een verlening voor onbepaalde tijd, alsmede met een verlening voor de duur van een jaar, een naar de mening van verweerders vanuit concurrentieoogpunt de onwenselijke situatie ontstaat dat aan appellant iets is vergund dat vergelijkbare winkeliers onder de nieuwe Verordening niet meer zouden kunnen verkrijgen.
Onder deze omstandigheden hebben verweerders naar het oordeel van het College aan het belang van appellant bij een ontheffing voor onbepaalde tijd en ook bij een ontheffing voor een jaar in redelijkheid niet het gewicht hoeven toekennen dat appellant daaraan toegekend wenste te zien. Hierbij legt ook de – overigens pas ter zitting gebleken – omstandigheid dat aan appellant een schadevergoeding is toegekend in verband met het feit dat de ontheffing slechts een deel van het kalenderjaar gold, gewicht in de schaal.
Beslissing
mr. J. Schukking, in aanwezigheid van mr. E. van Kerkhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2015.