ECLI:NL:CBB:2015:267

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 juli 2015
Publicatiedatum
3 augustus 2015
Zaaknummer
AWB 13/897
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitschrijving van een bestuurder uit het handelsregister en de rechtsgeldigheid van besluitvorming binnen een vereniging

In deze zaak gaat het om de uitschrijving van appellant als bestuurder van de vereniging [naam 2] uit het handelsregister. De Kamer van Koophandel heeft op 24 juni 2013 een wijziging van de bestuurders ingeschreven, waarbij appellant als secretaris werd uitgeschreven. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd door de Kamer van Koophandel ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld bij het College van Beroep voor het Bedrijfsleven.

Het College heeft eerder, op 19 februari 2014, het beroep van appellant kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, maar heeft op 14 maart 2014 het verzet van appellant gegrond verklaard. De zaak is vervolgens opnieuw behandeld, waarbij het College heeft vastgesteld dat de besluitvorming in de ledenvergadering van 13 mei 2013, die leidde tot de uitschrijving van appellant, niet rechtsgeldig was. De oud-voorzitter van de vereniging had de opgave voor de uitschrijving gedaan, maar appellant betwistte de geldigheid van deze besluitvorming.

Tijdens de zitting op 29 juni 2015 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, terwijl de Kamer van Koophandel zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde. De derde-partij, [naam 2], was niet aanwezig. Het College heeft overwogen dat de Kamer van Koophandel de uitschrijving van appellant op basis van de opgave van de oud-voorzitter als juist heeft aangemerkt, en dat er geen gerede twijfel bestond over de juistheid van deze opgave.

Uiteindelijk heeft het College geoordeeld dat de Kamer van Koophandel de uitschrijving van appellant terecht in stand heeft gelaten en dat het beroep ongegrond is. De uitspraak is gedaan door mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, in aanwezigheid van griffier mr. M.B.L. van der Weele, en is openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/897
24300

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 juli 2015 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats 1] , appellant,

en

de Kamer van Koophandel, verweerster

(gemachtigde: mr. J.P.M. van der Ende).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam 2], te [plaats 2]
(gemachtigde: G. Elders).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2013 (het primaire besluit) heeft verweerster een wijziging van de bestuurders van [naam 2] in het handelsregister ingeschreven.
Bij besluit van 14 oktober 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 19 februari 2014 heeft het College het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 14 maart 2014 heeft het College het verzet van appellant gegrond verklaard.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Appellant heeft zienswijzen en nadere stukken ingediend.
[naam 2] heeft een zienswijze en een nader stuk ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2015. Appellant is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is niet verschenen.

Overwegingen

1. Het geschil draait om de uitschrijving van appellant als bestuurder van [naam 2] .
2. In het handelsregister moeten van een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid – wat [naam 2] is – de persoonlijke gegevens van iedere bestuurder zijn opgenomen. Dit is bepaald in artikel 28, eerste lid, onder a, van het Handelsregisterbesluit 2008 (Hrb), in samenhang gelezen met artikel 17 van de Handelsregisterwet 2007 (Hrw). In het handelsregister stond appellant tot 24 juni 2013 vermeld als secretaris van [naam 2] . Per die datum heeft verweerster hem uitgeschreven. Grondslag daarvoor was de opgave die was ingediend door degene die op dat moment in het handelsregister als voorzitter stond vermeld. Met die opgave zijn de voorzitter (hierna: oud-voorzitter) en de secretaris (appellant) uitgeschreven als bestuursleden. Op dezelfde datum heeft verweerster drie nieuwe bestuurders ingeschreven, eveneens op basis van een opgave door die oud-voorzitter.
3. Naar aanleiding van het bezwaar van appellant inhoudende dat het bestuur geen geldig besluit tot uitschrijving van hem had genomen en dat er ook geen geldige stemming onder de leden was gehouden, heeft verweerster nader onderzoek gedaan. In dat kader heeft de oud‑voorzitter van [naam 2] desgevraagd aan verweerster doen toekomen onder meer de uitnodiging voor de ledenvergadering van 13 mei 2013, alsmede een verslag ervan. Tijdens de hoorzitting over het bezwaar heeft verweerster beslist tot aanhouding van de beslissing op bezwaar totdat de leden van [naam 2] zich tijdens de eerstvolgende ledenvergadering hadden uitgesproken over hetgeen was besloten in de vergadering van 13 mei 2013, met name het ontslag van de oud-bestuursleden en de benoeming van het nieuwe (interim-)bestuur. Ook is appellant in de gelegenheid gesteld om zijn eigen verslag van de vergadering van 13 mei 2013 te produceren en getuigenverklaringen omtrent de juistheid van zijn versie aan verweerster toe te sturen. Op 19 september 2013 heeft verweerster de versie van appellant ontvangen. Tijdens de ledenvergadering van 24 september 2013 is het verslag dat de oud-voorzitter eerder aan verweerster had doen toekomen, unaniem goedgekeurd en vastgesteld, zoals blijkt uit de notulen van de ledenvergadering die op 25 september 2013 bij verweerster zijn ingediend.
Na ontvangst van laatstgenoemde notulen heeft verweerster het bezwaar ongegrond verklaard. Daarbij heeft verweerster overwogen dat de besluitvorming in de ledenvergadering van 13 mei 2013 ten aanzien van het ontslag van de oude bestuursleden en de benoeming van de nieuwe bestuursleden rechtsgeldig is verlopen en is bekrachtigd in de vergadering van 24 september 2013. Daarom heeft verweerster geoordeeld dat de opgaven van de oud‑voorzitter van wijzigingen in het handelsregister, op een deugdelijke besluitvorming zijn gestoeld.
4.1
Appellant heeft betoogd dat verweerster niet onpartijdig is.
4.2
Ingevolge artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid. Ingevolge het tweede lid waakt het bestuursorgaan ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.
4.3
Het College is niet gebleken dat verweerster bij de totstandkoming van het bestreden besluit heeft gehandeld in strijd met deze bepalingen. Voor zijn bewering dat de directeur van verweerster en de oud-voorzitter via een cocaïne-distributienetwerk verbonden zouden zijn aan de Scientology kerk, heeft appellant geen begin van bewijs geleverd. Geconfronteerd met verschillende lezingen van de oud-voorzitter en appellant als oud-secretaris van het verloop van de vergadering van 13 mei 2013, heeft verweerster zekerheidshalve – zo begrijpt het College – de besluitvorming in de eerstvolgende ledenvergadering van [naam 2] afgewacht en de beslissing op het bezwaar van appellant tegen zijn uitschrijving aangehouden totdat nadere gegevens van zowel [naam 2] als appellant zijn ontvangen. Naar het oordeel van het College heeft verweerster hierdoor juist blijk gegeven niet partijdig te zijn en heeft verweerster de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen door nader onderzoek te verrichten.
5.1
Appellant heeft verder betoogd dat het bestreden besluit vol leugens staat. Hij heeft erop gewezen dat de vergadering van 13 mei 2013 irregulair was en dat fantasie-notulen zijn opgesteld.
5.2
Verweerster heeft de plicht onder meer te onderzoeken of een opgave ter inschrijving in het handelsregister juist is, zo volgt uit artikel 4, eerste lid, van het Hrb. Indien verweerster gerede twijfel heeft over de juistheid van een opgave kan hij weigeren tot inschrijving over te gaan, zo volgt uit artikel 5, tweede lid, onder e, van het Hrb.
5.3
Zoals hiervoor is weergegeven, heeft verweerster in het besluit van de ledenvergadering van 24 september 2013 reden gezien om de uitschrijving van appellant op basis van de eerdere opgave van de oud-voorzitter als juist aan te merken. Gelet hierop hoefde verweerster naar aanleiding van wat appellant aanvoerde – met name veel beweringen over verschillende personen en over de gang van zaken binnen de [naam 2] in zijn optiek – geen gerede twijfel meer te hebben in de zin van artikel 5, tweede lid, onder e, van het Hrb over de juistheid van de opgave. Verweerder heeft derhalve op goede gronden de uitschrijving van appellant in stand gelaten en zijn bezwaar ongegrond verklaard.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.A.B. van Dorst-Tatomir, in aanwezigheid van mr. M.B.L. van der Weele, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2015.
w.g. H.A.B. van Dorst-Tatomir w.g. M.B.L. van der Weele