In deze zaak heeft Dentallogics B.V. beroep ingesteld tegen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar aanleiding van tariefbeschikkingen voor tandheelkundige zorg en orthodontie. De NZa had op 21 november 2012 en 11 december 2012 tarieven vastgesteld die per 1 januari 2013 in werking zouden treden. Dentallogics B.V. maakte bezwaar tegen deze tariefbeschikkingen, maar de NZa verklaarde het bezwaar ongegrond. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft de zaak behandeld en op 25 juni 2015 uitspraak gedaan.
De appellante voerde aan dat de bezwaarprocedure te lang had geduurd en dat de NZa niet op een juiste manier had gehandeld bij het vaststellen van de tarieven. Het College overwoog dat de NZa op basis van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) verantwoordelijk is voor de regulering van tarieven en dat de NZa in redelijkheid tot haar besluiten kon komen. Het College stelde vast dat de NZa de tarieven had vastgesteld na overleg met relevante partijen en dat de bezwaren van appellante niet voldoende onderbouwd waren.
Het College oordeelde dat de NZa niet verplicht was om een overgangsregeling te treffen voor de endodontische behandelingen die in 2012 waren gestart en in 2013 waren afgerond. De appellante had geen recht op schadevergoeding voor de omzetderving die zij had geleden door de beëindiging van het experiment met vrije tarieven. Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, maar handhaafde de rechtsgevolgen van dat besluit. De NZa werd opgedragen het betaalde griffierecht aan appellante te vergoeden.