Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de meervoudige kamer van 3 februari 2015 op het hoger beroep van:
[naam 1], te [plaats 1], appellant,
tegen de uitspraak van het tuchtcollege voor de scheepvaart (tuchtcollege) van 15 januari 2013, gegeven op een klacht, op 18 mei 2011 door appellant ingediend tegen [naam 2],betrokkene
Procesverloop in hoger beroep
13 januari 2013, met nummer 2011.K1 (www.tuchtcollegevoordescheepvaart.nl).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 september 2014.Appellantis verschenen. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Grondslag van het geschil
Op het moment dat de [naam 3] de [naam 5] naderde is hij naar de brug gegaan. Appellant heeft foto- en video-opnamen van de hulverleningsoperatie gemaakt.
18 januari 2012 gehoord appellant, betrokkene en de door het tuchtcollege benoemde deskundige L.M. Leusink, kapitein. Op 8 februari 2012 heeft het tuchtcollege de eerste stuurman [naam 6] (stuurman) gehoord ten kantore van [naam 4] te [plaats 2]. Van de zitting van 18 januari 2012 en het verhoor op 8 februari 2012 zijn processen-verbaal opgemaakt. Na sluiting van het vooronderzoek heeft de voorzitter van het tuchtcollege bij beschikking van 11 mei 2012 de klacht van appellant afgewezen. Appellant heeft bij brief van 25 mei 2012 verzet gedaan tegen de beschikking van de voorzitter, als gevolg waarvan deze is vervallen. Hierna heeft het tuchtcollege op 20 november 2012 alsnog een zitting gehouden. Op deze zitting is de door het tuchtcollege benoemde deskundige C. Pronk (Pronk), gepensioneerd kapitein, gehoord.
Uitspraak van het tuchtcollege
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
Betrokkene heeft hierop verklaard dat hij op drie momenten overleg heeft gehad met zijn eerste en tweede stuurman en de bootsman, namelijk in de haven voor het uitvaren, tijdens het varen en vlak voordat de [naam 5] was bereikt. Volgens betrokkene is appellant niet bij het overleg aanwezig geweest.
12 november 2010 zodanig waren dat zij konden werken en heeft hij bevestigd dat de bemanning van de [naam 3] veel ervaring had met het gebruik van de hieuwlijn. Ook hij is van mening dat in dit geval het gebruik van hieuwlijn de beste methode was om de verbinding met de [naam 5] tot stand te brengen. De vraag of hij het lijnwerptoestel als laatste middel zou gebruiken heeft hij bevestigend beantwoord.
Beslissing
mr. M.M. Smorenburg, in aanwezigheid van mr. P.M. Okyay-Bloem, griffier.