ECLI:NL:CBB:2015:156

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
23 april 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
AWB 13/873
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de hoogte van de boete voor het vervoeren van afgekeurde appelen zonder toestemming

In deze zaak heeft appellante, [naam 1] B.V., beroep ingesteld tegen een uitspraak van het tuchtgerecht Kwaliteits-Controle-Bureau (KCB) van 29 oktober 2013, waarin een geldboete van € 3.500,- onvoorwaardelijk en € 1.000,- voorwaardelijk werd opgelegd wegens het vervoeren van afgekeurde appelen zonder de vereiste toestemming. De appellante was vertegenwoordigd door [naam 2] en [naam 3] tijdens de zitting op 29 januari 2015. De Stichting KCB werd vertegenwoordigd door drs. C.J.M. Arkesteijn en mr. M.A.V. Hoogerduyn. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft op 23 april 2015 uitspraak gedaan in deze zaak.

De feiten van de zaak zijn als volgt: appellante heeft een partij appelen van de variëteit Granny Smith vervoerd naar Frankrijk, terwijl deze door de Stichting KCB waren afgekeurd. Het tuchtgerecht oordeelde dat appellante op de hoogte was van de afkeuring en dat er geen toestemming was gegeven voor het vervoer. De appellante betwistte de hoogte van de opgelegde boete, maar het College oordeelde dat de ernst van de overtreding niet gematigd kon worden, ook niet omdat de Franse keuringsdienst later de gebreken had vastgesteld.

Het College heeft vastgesteld dat de overtreding bewezen was en dat de boete van € 4.500,-, waarvan € 1.000,- voorwaardelijk, terecht was opgelegd. De uitspraak van het College is gebaseerd op de artikelen 13u en 13v van de Landbouwkwaliteitswet en de relevante Europese regelgeving. Het beroep van appellante is ongegrond verklaard, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 april 2015.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 13/873
20230

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 april 2015 in de zaak van

[naam 1] B.V., te [plaats 1], appellante van een uitspraak van het tuchtgerecht Kwaliteits-Controle-Bureau (het tuchtgerecht) van 29 oktober 2013, met kenmerk TV/14/2013.

Procesverloop

Appellante heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak van het tuchtgerecht van 29 oktober 2013.
De secretaris van het tuchtgerecht heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Op 29 januari 2015 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgehad. Appellante werd vertegenwoordigd door [naam 2] en [naam 3], respectievelijk bestuurder van en administrateur bij appellante. De Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau (Stichting KCB) werd vertegenwoordigd door drs. C.J.M. Arkesteijn, bijgestaan door mr. M.A.V. Hoogerduyn, secretaris van het tuchtgerecht.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 13b, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet kan de geldboete geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 wordt, indien door de Stichting KCB bij een normcontrole wordt vastgesteld dat een partij groenten of fruit, die zich in het vrije verkeer binnen de Europese Unie bevindt, niet voldoet aan de in Verordening (EG) nr. 1580/2007 en de bij of krachtens Verordening (EG) nr. 1234/2007 gestelde eisen, een verklaring van niet-conformiteit opgesteld als bedoeld in artikel 20, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1580/2007. Ingevolge het tweede lid mag een partij groenten of fruit, waarvoor de Stichting KCB een verklaring van niet-conformiteit heeft afgegeven, niet worden vervoerd, verplaatst, verhandeld of vernietigd zonder toestemming van de Stichting KCB overeenkomstig artikel 20, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1580/2007.
Artikel 20, derde lid, van Verordening (EG) nr. 1580/2007 van de Commissie
van 21 december 2007 tot vaststelling van bepalingen voor de uitvoering van de Verordeningen (EG) nr. 2200/96, (EG) nr. 2201/96 en (EG) nr. 1182/2007 van de Raad in de sector groenten en fruit luidt voor zover hier van belang:
“Indien de goederen niet aan de normen voldoen, stelt de controle-instantie een verklaring van niet-conformiteit op voor de marktdeelnemer of diens vertegenwoordiger. Goederen waarvoor een verklaring van niet-conformiteit is afgegeven, mogen niet worden vervoerd zonder toestemming van de controle-instantie die deze verklaring heeft afgegeven. (…)
Wanneer een controle-instantie ingaat op het verzoek van een marktdeelnemer om de goederen met de normen in overeenstemming te brengen in een andere lidstaat dan die waar de niet-conformiteit bij de controle is geconstateerd, meldt de marktdeelnemer de niet-conforme partij aan de bevoegde controle-instantie van de lidstaat van bestemming. De lidstaat die de verklaring van niet-conformiteit heeft afgegeven, zendt een kopie van deze verklaring toe aan de andere betrokken lidstaten, inclusief de lidstaat waarvoor de niet-conforme partij bestemd is.”
2. Het tuchtgerecht heeft appellante wegens overtreding van artikel 14 van de Landbouwkwaliteitsregeling 2007 een onvoorwaardelijke geldboete van € 3.500,- opgelegd en een voorwaardelijke geldboete van € 1.000,-, omdat appellante een door de Stichting KCB afgekeurde partij appelen, variëteit Granny Smith, heeft vervoerd naar Frankrijk zonder “terugmelding” aan het KCB. Het tuchtgerecht acht de overtreding bewezen op grond van de tuchtrechtelijke verklaring van K. Bas-Antens en de verklaringen van haar en van [naam 2] op de zitting van het tuchtgerecht.
Bas-Antens rapporteert in de tuchtrechtelijke verklaring het volgende:
“Op maandag 29 april 2013 om ongeveer 13.50 uur was ik, K. Bas-Antens, inspecteur van het
Kwaliteits-Controle-Bureau (hierna genoemd ‘KCB’), voor controlewerkzaamheden in het bedrijf [naam 4] BV (hierna genoemd ‘[naam 4]’) te [plaats 2]. De controle hield verband met een door [naam 1] BV (hierna genoemd ‘geregistreerde’), gevestigd te [plaats 1], bij het KCB ingediende aanvraag twee door geregistreerde te importeren containers met Chileense appelen (variëteit ‘Granny Smith’) te controleren. Eén container bestond uit 1127 colli (dozen) en de andere container bestond uit 1176 colli (dozen). De containers hadden Frankrijk als bestemming. (…).
De te inspecteren hoeveelheid appelen bevatte diverse sorteringen. De variëteit (variëteit
‘Granny Smith’), die in de doos was verpakt, was op de doos vermeld. Het inhoudsgewicht stond niet op de doos vermeld, maar het betrof dozen, waarin normaal gesproken 18 kilogram in wordt verpakt. Op elke doos stond als kwaliteitsklasse ‘Klasse 1’ vermeld.
Ik heb beide containers met appelen afzonderlijk gecontroleerd. Van elke container heb ik 15
colli (dozen) gecontroleerd. Uit de steekproef van de containers bestaande uit 1127 colli respectievelijk 1176 colli bleek, dat 4,8% respectievelijk 9,1% van de gecontroleerde appelen het ernstige gebrek ‘kurk/lenticelrot’ vertoonde. (…).
Op basis van mijn bevindingen heb ik de beide partijen appelen afgekeurd en voor beide partijen een verklaring van niet conformiteit opgesteld.”
Bas-Antens verklaarde op de zitting van het tuchtgerecht:
“Ik heb de hele partij afgekeurd en dat aan de chauffeur gemeld. Die zei toen dan kan ik Koninginnedag vieren. Ik heb ook gesproken met de heer Lindeloo en aan hem de situatie uitgelegd. Hij zou contact opnemen met [naam 1]. De partij is vertrokken zonder dat dit aan ons is teruggemeld.”
[naam 2] verklaarde op die zitting:
“In [plaats 1] staat ons kantoor. In dit geval is de container aangekomen in [plaats 2] want dat ligt op de weg naar Frankrijk. Per 1 oktober j.l. hebben wij de hele logistieke gang van zaken bij [naam 4] te [plaats 2] overgenomen. Hier is sprake van een stop en go container. Om het uit te leggen, een container komt aan in Rotterdam. Wij zorgen voor het inklaren van de container en de goedkeuring van de inhoud en dan zorgen wij er ook voor dat de container bij de importeur komt in het buitenland. De chauffeurs zijn niet in onze dienst, ik schakel een vervoersbedrijf in die de container van A naar B brengt. Wij zorgen dus voor de administratieve afhandeling voor de importeur die weer in het buitenland zit. Wij zijn een soort agentschap. Per jaar doen wij 10.000 containers dus het vastleggen van een container is voor ons normaal en geen probleem. Bij een afkeuring lossen wij de container en lossen het probleem dan op zodat de handel weer verder kan. Hier is de afkeuring overgenomen door de afnemer in Frankrijk. Frankrijk had de partij en de afkeuring moeten overnemen en dat moeten melden aan de KCB. Door miscommunicatie is dat niet gebeurd. Ik laat hierbij zien de brief van de Franse afnemer dat zij de afkeuring en de verantwoordelijkheid daarvoor overnemen maar deze is pas op 2 mei in mijn bezit gekomen. De partij mag worden overgenomen indien de Franse controledienst het toezicht overneemt. Voorzover ik weet zijn de vrachtwagens meteen na afkeuring doorgereden naar [naam 5] Frankrijk. Ik ben met voedsel bezig en dus met veiligheid. Ik kijk wel uit om de boel te belazeren omdat dan het bedrijf zijn vergunning kan kwijtraken. De non-conformiteit is overgenomen door de Franse importeur.”
3. Appellante komt op tegen de hoogte van de opgelegde boete.
4. Het tuchtgerecht heeft appellante een geldboete opgelegd van € 4.500,- waarvan € 1.000,- voorwaardelijk. Het College stelt vast dat onder verantwoordelijkheid van appellante de partijen appelen zonder de vereiste toestemming naar Frankrijk zijn vervoerd, terwijl appellante voorafgaand door de Stichting KCB ervan op de hoogte was gesteld dat die partijen waren afgekeurd en geen toestemming voor vervoer was gegeven. Bij de bepaling van de ernst van deze overtreding gaat het erom dat twee partijen afgekeurde levensmiddelen buiten het zicht van een bevoegde controle-instantie zijn geraakt. Daarbij is niet van belang of (door tussenkomst van de ontvangende partij in Frankrijk) de Franse keuringsdienst in staat wordt geacht het toezicht van de Stichting KCB over te nemen. Ook dan zou toestemming vooraf voor vervoer noodzakelijk zijn geweest.
Het College ziet niet in dat de ernst van de overtreding of de mate van verwijtbaarheid ervan geringer moeten worden geacht om reden dat bij de keuring door de bevoegde Franse controle-instantie de gebreken bij de appelen opnieuw aan het licht zijn gekomen en dit heeft geleid tot vernietiging van een deel van de partijen. In die omstandigheden ligt dan ook geen reden de boete te matigen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Deze uitspraak berust mede op de artikelen 13u, eerste lid, en 13v, eerste lid, van de Landbouwkwaliteitswet.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.W. Aerts, mr. W.E. Doolaard en mr. J.L. Verbeek, in aanwezigheid van mr. S.D.M. Michael, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2015.
w.g. J.L.W Aerts w.g. S.D.M. Michael