ECLI:NL:CBB:2015:143
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J. Schukking
- R.R. Winter
- J.L. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Verbod op het houden van dieren met verboden stoffen en de gevolgen van positieve testen op Chlooramfenicol
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 24 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een veehouder en de staatssecretaris van Economische Zaken. De veehouder, appellant, had bezwaar gemaakt tegen besluiten van de staatssecretaris om runderen uit de handel te nemen en te vernietigen, omdat deze positief getest waren op de verboden stof Chlooramfenicol. De zaak is ontstaan na een controle in een slachthuis op 24 juni 2013, waar een rund van de veehouder positief testte op deze stof. De staatssecretaris legde daarop maatregelen op, waaronder het uit de handel nemen van de runderen. Appellant betwistte de besluiten en voerde aan dat de aanwezigheid van Chlooramfenicol niet opzettelijk was en dat er geen gevaar voor mens of dier was. Hij stelde dat de stof in het voer zat en dat hij geen verwijt kon worden gemaakt.
Het College oordeelde dat Chlooramfenicol een niet-toegestane stof is en dat er voor deze stof een 0-tolerantie geldt. Dit betekent dat elke aanwezigheid van de stof leidt tot maatregelen. De veehouder had de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat zijn dieren geen verboden stoffen binnenkrijgen. Het College concludeerde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld door de runderen te laten doden en vernietigen, omdat de aanwezigheid van Chlooramfenicol boven de minimale prestatielimiet was vastgesteld. Het beroep van de veehouder werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.