Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 maart 2015 in de zaken tussen
[naam 1] ([naam 1]), appellante
het Productschap Vee en Vlees, verweerder
Procesverloop
1 augustus 2013 heeft verweerder het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard.
20 augustus 2014. [naam 1] en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Voor [naam 1] is tevens verschenen [naam 3].
Overwegingen
De immateriële schade begroot zij op € 5.000,- en bestaat uit als gevolg van de tijdelijke erkenning gerezen onrust onder de leden. Aan het verzoek tot vergoeding van deze schade ligt ten grondslag dat de reden waarom verweerder in het besluit van 29 december 2011 niet overging tot definitieve erkenning van [naam 1] onjuist is. Nu bij het besluit van
27 november 2012 het bezwaar gegrond is verklaard en verweerder haar standpunt heeft verlaten, is reeds daarom het besluit van 29 december 2011 op oneigenlijke gronden genomen en had verweerder op basis daarvan de gemaakte kosten moeten vergoeden.
Onder deze omstandigheden had verweerder in het bestreden besluit van 27 november 2012 op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht een (forfaitaire) vergoeding van de kosten die [naam 1] heeft gemaakt bij de behandeling van het bezwaar moeten opnemen. Nu verweerder dit ten onrechte achterwege heeft gelaten, zal het College het beroep met nummer 13/167 gegrond verklaren en bepalen dat verweerder deze kosten alsnog moet vergoeden. Het College stelt de kosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.470,- (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting tegen een waarde van € 490,- per punt).
Beslissing
- verklaart het beroep met nummer 13/167 gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 november 2012 voor zover verweerder daarin geen vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar heeft opgenomen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 1.470,-;
- bepaalt dat verweerder het door appellante betaalde griffierecht van € 310,- vergoedt;
- verklaart het beroep met nummer 13/699 ongegrond.