ECLI:NL:CBB:2014:93

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
10 maart 2014
Publicatiedatum
24 maart 2014
Zaaknummer
AWB 13/547
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep in tuchtrechtspraak accountants

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 10 maart 2014 uitspraak gedaan op het verzet van een indienster tegen een eerdere uitspraak van 10 september 2013. De indienster had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de accountantskamer van 12 april 2013, maar dit beroep werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van hoger beroep eindigde op 24 mei 2013, maar het beroepschrift werd pas op 5 augustus 2013 door het College ontvangen.

De indienster voerde als reden voor de termijnoverschrijding aan dat zij zorgvuldig wilde handelen en goed voor de dag wilde komen. Tijdens de zitting op 9 januari 2014, waar de indienster in persoon verscheen, erkende zij dat haar beroepschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. Het College stelde vast dat de indienster niet voldeed aan de vereisten van artikel 43, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants, in samenhang met artikel 31, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004.

Het College concludeerde dat er geen aanleiding was om de wettelijke termijn te negeren, gezien de toerekenbare termijnoverschrijding. Daarom werd het verzet ongegrond verklaard. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 10 maart 2014 door de rechters J.L.W. Aerts, W.A.J. van Lierop en H. Bolt, in aanwezigheid van griffier M.A. Voskamp.

Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven
13/547 10 maart 2014
20150
Uitspraak op het verzet van:
[naam], te [plaats],
indienster van een verzetschrift tegen een op 10 september 2013 met toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants (hierna: Wtra) juncto artikel 34, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 (hierna: Wet turbo 2004) gewezen uitspraak van het College.

1.Het verloop van de procedure

Bij een op 5 augustus 2013 door het College ontvangen beroepschrift, heeft indienster hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de accountantskamer van 12 april 2013, nr. 12/713 Wtra AK, welke op laatstgenoemde datum aan indienster is toegezonden.
Het College heeft het hoger beroep bij genoemde uitspraak van 10 september 2013 zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig indienen van het hoger beroep.
Bij een op 18 september 2013 door het College ontvangen brief heeft indienster tegen die uitspraak verzet gedaan.
Het College heeft indienster in de gelegenheid gesteld op 9 januari 2014 ter zitting te worden gehoord, waar zij in persoon is verschenen.

2.De beoordeling van het verzet

De termijn voor het instellen van hoger beroep tegen bovengenoemde uitspraak van de accountantskamer eindigde op 24 mei 2013. Het hoger beroepschrift is door het College pas op 5 augustus 2013 ontvangen.
Ter zitting heeft indienster – kort samengevat – als grond van verzet aangevoerd dat zij heeft gewacht met het instellen van hoger beroep omdat zij alles zorgvuldig wilde doen en ‘goed voor de dag wilde komen’. Indienster heeft erkend dat zij haar beroepschrift heeft ingediend buiten de termijn voor het instellen van hoger beroep, welke termijn ook onder de bestreden uitspraak van de accountantskamer staat vermeld.
Het College stelt vast dat indienster niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 43, eerste lid, Wtra, gelezen in samenhang met artikel 31, eerste lid, Wet turbo 2004. Uit deze artikelen volgt dat binnen zes weken na de verzending van de uitspraak van de accountantskamer hoger beroep kan worden ingesteld bij het College. Het College ziet in hetgeen indienster heeft aangevoerd geen aanleiding in dit geval deze wettelijke termijn ter zijde te stellen. Omdat sprake is van een toerekenbare termijnoverschrijding is het beroep van indienster terecht zonder nader onderzoek niet-ontvankelijk verklaard.
Uit het vorenstaande volgt dat het verzet ongegrond moet worden verklaard.

3.De beslissing

Het College verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J.L.W. Aerts, mr. W.A.J. van Lierop en mr. H. Bolt, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Voskamp als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2014.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. M.A. Voskamp