ECLI:NL:CBB:2014:80

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
AWB 12/1037
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit vaststelling Modelcontract voor levering elektriciteit en gas aan kleinverbruikers

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 5 maart 2014, gaat het om een beroep van de Vereniging Eigen Huis tegen een besluit van de Autoriteit Consument en Markt. Het primaire besluit, genomen op 3 april 2012, betrof de vaststelling van het Modelcontract voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers. De Autoriteit had het bezwaar van de Vereniging Eigen Huis tegen dit besluit ongegrond verklaard in een bestreden besluit van 20 september 2012. De Vereniging Eigen Huis stelde dat het Modelcontract een concretiserend besluit van algemene strekking is, dat onderhevig is aan bezwaar en beroep. De Autoriteit daarentegen betoogde dat het Modelcontract een besluit van algemene strekking is, waartegen geen bezwaar openstaat.

Tijdens de zitting op 11 december 2013 werd de rechtsvraag behandeld of het besluit tot vaststelling van het Modelcontract een besluit is waartegen bezwaar en beroep openstaat. Het College oordeelde dat het Modelcontract inderdaad een algemeen verbindend voorschrift is, wat betekent dat het niet onderhevig is aan bezwaar en beroep. Het College concludeerde dat de Autoriteit het bezwaar van de Vereniging Eigen Huis niet-ontvankelijk had moeten verklaren. Het beroep van de Vereniging Eigen Huis werd gegrond verklaard, het bestreden besluit werd vernietigd en het bezwaar werd alsnog niet-ontvankelijk verklaard. De Autoriteit werd opgedragen het griffierecht van € 310,-- aan de Vereniging Eigen Huis te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Zaaknummer: 12/1037
18050

Uitspraak van de meervoudige kamer van 5 maart 2014 in de zaak tussen

Vereniging Eigen Huis, te Amersfoort, appellante

(gemachtigde: mr. drs. S.C. Welschen),
en
de Autoriteit Consument en Markt, verweerster
(gemachtigde: mr. G.J.P Leuverink en mr. W.T. Algera).

Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2012 (het primaire besluit) heeft verweerster het Modelcontract voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers vastgesteld.
Bij besluit van 20 september 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van appellante ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Bij griffiersbrief van 11 november 2013 is aan partijen medegedeeld dat op de geplande zitting vooralsnog alleen de vraag aan de orde zal komen wat het rechtskarakter is van het besluit tot vaststelling van het Modelcontract.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 december 2013.
Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigden.

Overwegingen

1.
Het College ziet zich voor de vraag gesteld of het besluit tot vaststelling van het Modelcontract een besluit is waartegen bezwaar en beroep openstaat.
2.
Appellante stelt dat het besluit tot vaststelling van het Modelcontract kwalificeert als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het Modelcontract is in de opvatting van appellante een uitwerking van het bepaalde in artikel 95na van de Elektriciteitswet 1998
(E-wet). Met de vaststelling heeft verweerster volgens appellante de werkingssfeer van het wettelijk verplicht aan te bieden modelcontract bepaald. Verweerster stelt zich op het standpunt dat tegen het primaire besluit geen beroep openstaat. Verweerster heeft onder dit besluit en het bestreden besluit ten onrechte een beroepsclausule geplaatst. Volgens verweerster is de vaststelling van het Modelcontract een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het is een besluit van algemene strekking omdat de verplichting om een model aan te bieden is gericht tot een groep van leveranciers van gas en elektriciteit die geen vaste samenstelling heeft. Het is een algemeen verbindend voorschrift omdat door de vaststelling van de inhoud van het Modelcontract een verfijning van de normstelling plaatsvindt en deze zelfstandige normstelling zich leent voor herhaalde toepassing.
3.1
Artikel 95na E-wet bepaalt:
" 1. Leveranciers zijn verplicht om aan afnemers als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, naast eventuele andere vrije contractvormen, levering volgens een modelcontract aan te bieden.
2.
De raad van bestuur van de mededingingsautoriteit stelt het modelcontract vast, na consultatie van leveranciers, netbeheerders en afnemers."
Artikel 52ca Gaswet is gelijkluidend.
Artikel 95m E-wet bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende:
"5. Een leverancier biedt een afnemer als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, ten minste een overeenkomst voor onbepaalde duur aan.
(…)
8.
Indien sprake is van een overeenkomst voor bepaalde duur, kan de leverancier in deze overeenkomst opnemen dat bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst de afnemer een redelijke vergoeding verschuldigd is. Indien sprake is van een overeenkomst voor onbepaalde duur kan een dergelijke vergoeding niet in de overeenkomst worden opgenomen."
Artikel 52b Gaswet is gelijkluidend.
Het Modelcontract zoals vastgesteld bestaat uit de volgende vijf onderdelen:
  • Bevestigingsbrief
  • Modelcontractvoorwaarden
  • Algemene voorwaarden
  • Tarievenblad
  • Kwaliteitscriteria.
De bevestigingsbrief bevat de essentialia van het Modelcontract en heeft daarvoor de verplichte paragraaftitels: "uw gegevens, onze gegevens, uw contract, uw tarieven en uw voorwaarden". De Modelcontractvoorwaarden kennen een vaste format: energielevering, tarieven en betaling, betalingsvoorwaarden, looptijd en opzegging, privacy en voorwaarden. De verplicht op te nemen contracttekst luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
"2.1 Tariefwijzigingen: 2 keer per jaar
  • De tarieven voor de levering van elektriciteit en gas (de tarieven per kWh en m3) behorende bij het Modelcontract worden door marktontwikkelingen beïnvloed.
  • (leverancier) kan de tarieven aanpassen op 1 januari en 1 juli van elk jaar.
  • Bij onvoorziene wijzigingen in de marktomstandigheden kan (leverancier) de leveringstarieven ook op andere momenten aanpassen.
(…)
3.
Looptijd en opzegging
Het contract wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
(…)
3.2
Dit contract kunt u beëindigen door opzegging bij (leverancier) of via uw nieuwe leverancier. Opzegging is kosteloos.
(…)
5.
Voorwaarden
Op het contract zijn de volgende voorwaarden van toepassing: de geldende Algemene Voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers, deze Modelvoorwaarden, onze Kwaliteitscriteria en het Tarievenblad. In geval van tegenstrijdigheid tussen de Modelcontractvoorwaarden en de Algemene Voorwaarden, geldt hetgeen is vermeld in de Modelcontractvoorwaarden."
Op het Modelcontract zijn uitsluitend de algemene voorwaarden van Energie-Nederland van toepassing. Op het tarievenblad kan de leverancier het geldend tarief opnemen. De kwaliteitscriteria zijn de door de betrokken leverancier te hanteren dienstverleningsvoorwaarden.
Artikel 82, derde lid, E-wet bepaalde ten tijde van het bestreden besluit het volgende:
"3. Voor zover een door de raad van bestuur van de mededingingsautoriteit genomen besluit, genomen op grond van de artikelen 36, 37, 41, 41c, 55, 56, tweede lid, en 57, derde en vierde lid, aangemerkt wordt als algemeen verbindend voorschrift, kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven."
In artikel 61, derde lid, Gaswet was met betrekking tot de artikelen 12f, 12g, 23, 24, tweede lid, 25, derde en vierde lid, 81, 81c en 82 van die wet een gelijke bepaling neergelegd. De artikelen 95na E-wet en 52ca Gaswet zijn in de voormelde bepalingen niet genoemd.
3.2
Het College is van oordeel dat hier sprake is van een algemeen verbindend voorschrift, waartegen ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a (oud), in samenhang gelezen met artikel 7:1, eerste lid van de Awb geen bezwaar en beroep openstond. Het College overweegt daartoe als volgt.
Een algemeen verbindend voorschrift is een naar buiten werkende, voor de daarbij betrokkenen bindende regel, uitgegaan van het openbaar gezag dat de bevoegdheid daartoe aan de wet ontleent. Een algemeen verbindend voorschrift onderscheidt zich van andere besluiten doordat het algemene abstracte regels bevat, die zich zonder nadere normering voor herhaalde concrete toepassing lenen.
Het College stelt vast dat met het Modelcontract weliswaar in hoofdzaak een gestandaardiseerd format voor de op grond van artikel 95m E-wet, respectievelijk artikel 52b Gaswet door alle leveranciers verplicht aan te bieden contractvorm met een onbepaalde looptijd is vastgelegd, maar het is daartoe niet beperkt. In het Modelcontract wordt de leverancier de verplichting opgelegd om een eventuele wijziging van de variabele tarieven (slechts) op 1 januari en/of 1 juli door te voeren en de geldende algemene voorwaarden van Energie Nederland toe te passen. De E-wet en Gaswet verplichten de leverancier daartoe niet. In zoverre is sprake van nieuwe, zelfstandige normstelling. Het betoog van appellante dat het Modelcontract geen zelfstandige normstelling bevat kan derhalve niet slagen. Het besluit houdende vaststelling van het Modelcontract voldoet ook overigens aan de kenmerken van een algemeen verbindend voorschrift. Immers, zoals verweerster terecht heeft betoogd, heeft het besluit externe werking, omdat het de rechtspositie raakt van anderen dan verweerster zelf. Het besluit geldt niet alleen voor leveranciers die op het moment van de inwerkingtreding van het besluit actief zijn, maar ook voor nieuwe leveranciers en heeft derhalve betrekking op een wellicht bepaalbare, doch potentieel onbeperkte groep rechtssubjecten. Haar bevoegdheid tot het vaststellen van het Modelcontract ontleent verweerster aan artikel 95na, tweede lid, E-wet en artikel 52ca, tweede lid, Gaswet.
Verweerster had het bezwaar dan ook niet-ontvankelijk moeten verklaren.
4.
Het beroep is gegrond en het College vernietigt het bestreden besluit. Het College ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat het bezwaar van appellante alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard.
5.
Het door appellante betaalde griffierecht dient aan haar te worden vergoed. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Het College:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk;
- draagt verweerster op het betaalde griffierecht van € 310,-- aan appellante te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wolters, mr. M. Munsterman en mr. J.A.M. van den Berk in aanwezigheid van mr. I.C. Hof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014.
w.g. C.M. Wolters w.g. I.C. Hof