Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] en [naam 2], te [woonplaats], verzoekers
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder zijn voorts verschenen [naam 3], inspecteur van Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (hierna: NVWA) alsmede [naam 4], werkzaam bij verweerder.
Overwegingen
Voor zover in deze uitspraak een oordeel wordt gegeven over de rechtmatigheid van het bestreden besluit, is sprake van een voorlopig oordeel dat het College niet bindt in een eventuele bodemprocedure.
Vanwege het spoedeisende karakter zijn verzoekers niet in de gelegenheid gesteld om binnen een bepaalde termijn zelf de nodige maatregelen te treffen.
15 december 2013.
Gelet op de inhoud van het onderzoeksrapport en de verklaring van de geraadpleegde dierenarts bestaat er voorshands geen reden om te twijfelen aan de conclusie van de toezichthouders dat onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk was. Niet alleen was de situatie uit een oogpunt van dierenwelzijn onhoudbaar, waarbij ook naar het oordeel van de voorzieningenrechter op korte termijn geen verbetering te verwachten was; bovendien waren alle dieren vanuit Duitsland Nederland ingebracht zonder gezondheidscertificaat van de Duitse autoriteiten. Van de meeste dieren was geen paspoort aanwezig en een deel had geen entingsbewijs voor rabiës. Er was dus een reële kans op besmetting en tevens een risico voor de volksgezondheid. Al met al is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat terecht meteen bestuursdwang is toegepast, dus zonder een voorafgaande last, dat wil zeggen een waarschuwing die verzoekers nog de gelegenheid zou hebben gegeven om zelf iets aan deze ernstige situatie te doen.
Ten einde de kosten niet te hoog te laten oplopen heeft verweerder verzoekers reeds in een vroeg stadium - bij brief van 11 december 2013 - bericht dat de dieren op
19 december 2013 zouden worden vrijgegeven. Op uitdrukkelijk verzoek van verzoekers heeft verweerder vooralsnog, in afwachting van de uitspraak van de voorzieningenrechter, afgezien van verkoop van de dieren aan derden. Voor een verder uitstel van de vrijgave, die het mogelijk maakt dat de dieren aan derden worden verkocht, bestaat nu geen aanleiding meer. Hierbij is in aanmerking genomen dat de inmiddels gemaakte kosten, in verhouding tot de waarde van de honden onevenredig hoog (dreigen te) worden.