Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 februari 2014 in de zaak tussen
[naam 1], te [woonplaats], appellant
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
Uit dit register blijkt dat appellant in 2010 geen dieren op zijn bedrijf heeft gehad. De inscharingsovereenkomst die appellant heeft overgelegd levert onvoldoende bewijs op voor het tegendeel. Deze overeenkomst is immers achteraf opgesteld. Bovendien is niet duidelijk wanneer welke dieren op de percelen hebben gelopen omdat de identificatiecodes van de dieren er niet uit blijken.
Tot slot heeft verweerder overwogen dat de pachtovereenkomst met betrekking tot perceel 7 een looptijd had tot 4 mei 2009 en dat stilzwijgende verlenging nergens uit blijkt. Daaruit volgt dat appellant in 2010 geen gebruikstitel had met betrekking tot dit perceel.
5 juli 2011, en is dus geruime tijd na de hier relevante periode opgesteld. Verder is niet komen vast te staan wanneer elk van de hier bedoelde dieren op de percelen heeft gelopen en is evenmin de identificatiecode van de dieren gebleken.
Voor zover appellant hiermee bedoelt te betogen dat hij geen schuld heeft aan het feit dat de melding aan het I&R- register niet heeft plaatsgevonden overweegt het College als volgt.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.