Uitspraak
Stichting Autoriteit Financiële Markten, te Amsterdam (hierna: AFM).
1.Het procesverloop in hoger beroep
2.De grondslag van het geschil
capital relief transactions(EUR 5-8 miljard), bestaande uit de verkoop van niet-kernactiva, securitisatie en de verkoop van gezamenlijke activa van ABN Amro die als niet strategisch werden aangemerkt. Buiten de wettelijke vereisten, heeft [bedrijfsnaam 2] solvabiliteitsdoelstellingen bepaald voor haar kernvermogen. Deze zelf opgelegde doelstellingen hielden, onder andere, in voor het bankbedrijf een solvabiliteitsratio van 7% voor het Tier-1 kernvermogen, waarvan 1% hybride kapitaal, hetgeen een doelstelling voor het kernvermogen (
core equity) impliceert van 6%.
look-throughmethode). De volledige integratie van de ABN Amro onderdelen was voorzien voor eind 2009. Een voorwaarde voor deze integratie was de door de Europese Commissie opgelegde verkoop van zakenbankonderdelen van ABN Amro (zogenoemde
EC remedies). Deadline voor de uitvoering van deze
EC remediesdoor [bedrijfsnaam 2] was door de Europese Commissie bepaald op 3 juli 2008. [bedrijfsnaam 2] is in 2007 begonnen met de uitvoering van haar financieringsplan.
look-through core equitytekort van EUR 1,6 miljard. [bedrijfsnaam 2] gaf daarbij aan dat het tekort zou worden gedekt door de verkoop van niet-kern activiteiten. Voorts gaf [bedrijfsnaam 2] aan in 2009 na winstinhouding en de uitgifte van niet-verwaterende kapitaalinstrumenten een pro forma
look-through core equity surplusvan EUR 2,5 miljard te verwachten. [bedrijfsnaam 2] meldde het volgende ten aanzien van maatregelen ter versterking van haar solvabiliteit na consolidatie van activiteiten van ABN Amro: “
De meerderheid van de gebeurtenissen die een effect zullen hebben op de gerapporteerde solvabiliteit zal naar verwachting tussen eind 2008 en eind 2009 plaatsvinden. Over deze periode garanderen de volgende vier instrumenten voortgaande compliance met onze vermogensdoelstellingen:- Ingehouden winst- Beheerste groei van het vermogensbelang- Verkoop van niet-strategische activa en het opzetten van joint-ventures- Niet-verwaterende kapitaalsverhoging en capital relief transacties”
Executive Risk and Capital Committee(hierna: ERCC) plaatsgevonden. De ERCC was opgericht als subcommissie van de
Executive Committee(EC) en had als taak de voorbereiding van beslissingen op het gebied van risico en kapitaal.
EC remedies). Het bod van Deutsche Bank N.V. (hierna: Deutsche Bank) hield in een bedrag van EUR 500 miljoen voor de te verkopen onderdelen die een nettovermogenswaarde vertegenwoordigden van EUR 800 miljoen. [bedrijfsnaam 2] was eerder uitgegaan van een positief effect van EUR 400 miljoen. Deutsche Bank verlangde ook dat [bedrijfsnaam 2] een garantie zou geven voor eventuele kredietverliezen binnen de verkochte onderdelen (zogenoemde
credit umbrella).
look-throughsolvabiliteit in een stress scenario heeft de ERCC besloten dat
Finance & Riskeen
solvency contingency planzou ontwikkelen welk plan op korte termijn aan de ERCC moet worden gepresenteerd. [bedrijfsnaam 2] moest rond juli 2008 kunnen handelen op basis van dit plan.
Risk and Capital Committee(hierna: RCC), een commissie binnen de Raad van Bestuur, plaatsgevonden. Uit de notulen van die vergadering blijkt dat de RCC verwachtte dat, indien reeds geplande maatregelen ter versterking van de solvabiliteit succesvol worden uitgevoerd, de reeds geplande maatregelen voldoende zijn om de solvabiliteit in de buurt van de doelstelling te brengen. Besproken werd dat in het geval van een stressscenario een solvabiliteitsnoodplan
(solvency contingency plan) noodzakelijk is om het kernvermogen dichter bij de doelstelling te brengen. Uit het in die vergadering besproken
‘Capital Dashboard’van 6 mei 2008 blijkt dat het negatief effect van de
credit umbrellavan Deutsche Bank op de solvabiliteit in de
base casescenario nog niet was meegenomen.
today pro-forma look-throughtekort van EUR 3 miljard. [bedrijfsnaam 2] heeft daarbij vermeld dat zij verwachtte haar vermogensdoelstellingen ultimo 2009 te behalen door middel van
“additional disposals of non-core assets, retained earnings, issuance of non-dilutive instruments and controlled growth of capital requirements”.
Investor Dayop 22 mei 2008 heeft [bedrijfsnaam 2] aan beleggers op overeenkomstige wijze bericht als eerder op 13 mei 2008.
‘solvency contingency plan’, gedateerd 27 mei 2008, blijkens de tekst afkomstig van de heren [naam 2] en [naam 4], en gericht aan de ERCC.
EC remediesop schema ligt. De presentatie werd gefilmd en op een website van het Financiële Dagblad geplaatst.
solvency contingency planbesproken. In dit memo, gedateerd 5 juni 2008 en afkomstig van de heer [naam 4], staat onder meer het volgende:
[bedrijfsnaam 2] end of 2009 solvency projections assuming full consolidation of AA entities (“look-through”) are currently below target (~ EUR 3 billion). This is mainly due to ununfavorable valuations of the planned divestments, negative solvency impact of EC remedies and the announced acquisition of Delta Lloyd
[bedrijfsnaam 2] expected Q2 look-through solvency reporting will demonstrate an increasing solvency gap compared tot Q1 (from EUR 3 billion to EUR 4,5 billion). This detoriation will require immediate actions to be taken to fill the increased gap and satisfy regulators and rating agencies
The capital build-up plan needs to be enhanced to ensure adequte capitalization bij end of 2009 given latest evolutions:
Risk mitigation and capital relief for up to EUR 3 billion
Additional capital raising for up to EUR 0,5 billion
Limit growth capital requirements to +5% instead fo +10% (relief for up to EUR 1.6 billion)
Dividend cut and /or payment in shares (EUR 2.6 billion in 2008, EUR 2.8 billion in 2009)
Issue new shares through accelerated book building of up to EUR 3.5 billion
‘Latest solvency forecasts’(zogenoemde
‘Latest solvency forecasts’van 27 mei 2008).
‘solvency update’en het
’capital rebuilding plan’worden besproken. Uit de notulen van de vergadering van de EC blijkt dat een update van het
‘capital rebuilding plan’, de recent genomen maatregelen ter compensatie van de achteruitgang van de solvabiliteit sinds de presentatie van de cijfers van het eerste kwartaal 2008 en een groter tekort in een stress test scenario werden besproken. In de notulen is opgenomen dat, na een uitgebreide discussie over de resterende additionele mogelijkheden om het gat te vullen, de EC vindt dat het gebruik van
“authorized capital must be seen as the best alternative”. Voorts is opgenomen dat de EC heeft besloten om aan de Raad van Bestuur aan te bevelen nieuwe aandelen uit te geven, in lijn met een nog nader door de heer [naam 2] uit te werken concreet voorstel, en aan de Raad van Bestuur opties voor te leggen met betrekking tot desinvesteringen en/of wijzigingen in het dividendbeleid om een extra buffer te creëren.
‘EC-Remedies – Agreement on sale’. Het memo is gericht aan
“the members of the [bedrijfsnaam 2] Board, of the Group Executive Committee and of the [bedrijfsnaam 2] Bank Executive Board”. In het memo is aangegeven dat de onderhandelingen met Deutsche Bank in principe afgerond waren en over de hoofddocumentatie in principe overeenstemming was bereikt (
“Main transaction documentation basically agreed”). Aanbevolen werd om verder te gaan met de verkoop.
Operation Denmark.
bookbuildingsysteem.
Share and Purchase Agreementin het kader van de uitvoer van de
EC remedies. De voorgestelde uitgifte van nieuwe aandelen voor een bedrag van EUR 1,5 miljard en de aanpassing van het dividendbeleid werden besproken en de definitieve beslissingen hieromtrent uitgesteld tot de vergadering van 25 juni 2008.
bookbuildingsysteem en het besluit om geen interim-dividend over 2008 uit te keren. Voorts zou in maart 2009 aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders worden voorgesteld om het dividend over geheel 2008 in aandelen uit te keren. [bedrijfsnaam 2] gaf in het persbericht aan dat het besluit tot versnelling was ingegeven door de verwachte uitkomst in de volgende weken van de
EC remedies, de geplande overname door [bedrijfsnaam 2] van het resterende belang van 51% in een Nederlandse joint-venture met Delta Lloyd, de verwachting van voortgaande uitdagende marktomstandigheden alsmede de noodzaak om in dat klimaat prudent om te gaan met het vereiste kapitaal. Op 26 juni 2008 opende het aandeel [bedrijfsnaam 2] 5,93% lager en sloot uiteindelijk 18,89% lager op een koers van EUR 10,26.
3.De uitspraak van de rechtbank
EC remediesop schema ligt. De rechtbank is van oordeel dat ten tijde van de presentatie van de CEO op 5 juni 2008 binnen [bedrijfsnaam 2] echter al bekend was dat de solvabiliteit niet “op plan” en niet “sterk” was, dat met NITSH I en II minder kapitaal was binnengehaald dan beoogd en dat allerminst zeker was dat [bedrijfsnaam 2] wel voldoende kapitaal kon binnenhalen indien zij vasthield aan het eerdere uitgangspunt dat interim dividend niet werd uitgesteld en geen uitgifte van verwaterende aandelen zou plaatsvinden. Op 17 mei 2008 lag al een
solvency contingency plangereed om over te gaan tot de uitgifte van verwaterende aandelen. AFM heeft voorts terecht aangenomen dat de uitspraken van de CEO de gemiddelde belegger kunnen hebben beïnvloed bij zijn beleggingsbeslissing. De zinsnede in artikel 5:58, eerste lid, aanhef en onder d, Wft dat de verspreider van de informatie weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die informatie onjuist of misleidend is, veronderstelt een zekere mate van verwijtbaarheid van de verspreider. Die maatstaf is vervuld. De CEO heeft de presentatie gegeven als vertegenwoordiger van [bedrijfsnaam 2]. Zijn uitspraken kunnen derhalve worden toegerekend aan [bedrijfsnaam 2]. Voorts dient de kennis waarover [bedrijfsnaam 2] beschikte op en voorafgaande aan 5 juni 2008 te worden betrokken bij de vraag of de uitspraken van de CEO geacht konden worden misleidend te zijn.
credit umbrellazou afwijken. [bedrijfsnaam 2] had ook niet veel keus, gelet op de naderende deadline inzake de
EC remediesen het ontbreken van andere bieders. Op 21 mei 2008 was dan ook sprake van koersgevoelige informatie. Dat er nog vanaf 24 juni 2008 een korte intensieve onderhandeling met een andere partij heeft plaatsgehad, kan hier niet aan afdoen. Uitstel van de openbaarmaking op grond van artikel 5:59, derde lid, Wft (oud) diende geen rechtmatig belang omstreeks 14 juni 2008. Van uitstel was voorts misleiding van het publiek te duchten. Ten slotte maakt het bericht in de Financiële Telegraaf duidelijk dat [bedrijfsnaam 2] de vertrouwelijkheid van de informatie niet langer kon waarborgen. Door na te laten in de ochtend van 14 juni 2008 een persbericht uit te brengen heeft [bedrijfsnaam 2] art. 5:59, eerste lid, Wft (oud) overtreden.
4.De standpunten van partijen in hoger beroep
solvency contingency planvan 27 mei 2008 was een werkdocument van de stafmedewerkers. Het
solvency contingency planvan 5 juni 2008 was een eerste concept. Bovendien ging ook dit plan uit van de eerder bepaalde maatregelen (zoals gecommuniceerd aan beleggers). Het plan voorzag niet in andersoortige maatregelen zoals de uitgifte van gewone verwaterende aandelen. Ook de verkoop van een aantal zakenbankonderdelen van ABN Amro in het kader van de
EC remedies(zogenaamde HBU-pakket) noodzaakte niet tot het aanpassen van het solvabiliteitsplan. De uitgifte van verwaterende aandelen behoorde slechts tot de eventueel te overwegen maatregelen
(‘potential buffering actions’)om extra buffers te creëren als de economische situatie aanzienlijk zou verslechteren. Op 5 juni 2008 was er ook geen reden voor [bedrijfsnaam 2] om te twijfelen aan de verwachting dat de maatregelen uit het bestaande solvabiliteitsplan afdoende zouden zijn om de solvabiliteit op het gewenste niveau te brengen. Pas geruime tijd na 5 juni 2008 heeft [bedrijfsnaam 2] besloten – met name gezien de verslechtering van de economische omstandigheden en vooruitzichten voor het najaar van 2008 die zich in die periode openbaarden – om ook andersoortige maatregelen te treffen om extra solvabiliteit te creëren. Van onjuist of misleidende informatie was volgens [bedrijfsnaam 2] geen sprake. Voorts was er ook geen sprake van dat [bedrijfsnaam 2] wist of kon vermoeden dat de informatie die zij op 5 juni 2008 verspreidde onjuist of misleidend was zodat van verwijtbaarheid geen sprake kan zijn. Appellante acht de boetes ook onevenredig hoog.
EC remediesop 5 juni 2008 ‘op schema’ lag, betekent niet dat er op dat moment (bijna) overeenstemming bestond met Deutsche Bank. Ook stond het
solvency contingency planlos van de
EC remedies. [bedrijfsnaam 2] heeft vanaf 24 juni 2008 kort en intensief onderhandeld met een andere partij en is bijna tot een overeenkomst met deze partij gekomen. Deze onderhandelingen zijn relevant voor de vraag of sprake was van koersgevoelige informatie. Uit geen van de door AFM genoemde omstandigheden vloeit voort dat er sprake was van koersgevoelige informatie. Ook in samenhang bezien waren zij niet koersgevoelig. De door AFM gepropageerde “holistische” opvatting – dat het geheel van de door haar aangevoerde omstandigheden meer zou zijn dan de som der individuele omstandigheden – kan niet worden gevolgd.
5.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
Overtreding van artikel 5:58, eerste lid, aanhef en onder d, Wft
EC remediesop schema ligt.
(‘core equity’) op basis van de kapitaalvereisten van Basel 1.
‘Latest solvency forecasts’, gevoegd bij het memo van 27 mei 2008. Volgens appellante volgt uit dit document dat [bedrijfsnaam 2] op basis van de toen geldende verwachtingen ervan uitging eind 2009 haar doelstellingen te kunnen bereiken met de bestaande maatregelen zonder dat er verwaterende aandelen zouden moeten worden uitgegeven of het dividendbeleid zou moeten worden gewijzigd en dat [bedrijfsnaam 2] daarbij rekening hield met het effect van een mogelijk lagere opbrengst van het HBU Pakket, de eventuele solvabiliteitseffecten van een
credit umbrellaen de opbrengst van NITSH II. Ook in dat geval verwachte [bedrijfsnaam 2] haar doelstellingen te kunnen behalen door middel van de reeds voorgenomen maatregelen.
‘Latest solvency forecasts’niet dat de doelstellingen eind 2009 zouden kunnen worden behaald door middel van het bestaande solvabiliteitsplan. [bedrijfsnaam 2] heeft haar vermogensdoelstellingen in eerste instantie bepaald op basis van de kapitaalvereisten van Basel 1. Niet in geschil is dat berekeningen van kapitaalvereisten op basis van Basel 2 door rating bureaus op dat moment (nog) niet werden geaccepteerd en dat [bedrijfsnaam 2] zich daarvan ook bewust was. Dat [bedrijfsnaam 2], naar appellante heeft gesteld, van de toezichthouder vermogensdoelstellingen van Basel 2 mocht toepassen, doet aan het voorgaande niet af. De stelling van appellante dat [bedrijfsnaam 2] toen nog ervan uitging eind 2009 haar doelstellingen te kunnen bereiken zonder dat er verwaterende aandelen zouden moeten worden uitgegeven of het dividendbeleid zou moeten worden gewijzigd, dient naar het oordeel van het College dan ook te worden beoordeeld aan de hand van de solvabiliteitscijfers met toepassing van Basel 1.
‘Latest solvency forecasts’van 27 mei 2008 blijkt dat er op basis van de kapitaalvereisten van Basel 1 per eind 2008 in een
base caseeen tekort werd geprognosticeerd van EUR 2,5 miljard na verwezenlijking van de nog uit te voeren kapitaalversterkende maatregelen
(“Capital Enhencement Measures still to implement”)en een tekort van EUR 3,2 miljard per eind 2009. Dat de solvabiliteitsprognose in de ‘
Latest sovlency forecasts’met toepassing van de kapitaalvereisten van Basel 2 aanzienlijk gunstiger waren en per eind 2009 geen tekort vertoonden, is in dit verband dan ook niet relevant.
solvency contingency planvan 5 juni 2008 volgt dat andersoortige maatregelen als de uitgifte van verwaterende aandelen en/of een wijziging van het dividendbeleid niet nodig zou zijn om de solvabiliteit ultimo 2009 op het gewenste niveau te brengen, omdat de voorgestelde
“immediate fill the gap actions”van een omvang van EUR 3,5 miljard voldoende waren om het verwachte solvabiliteitstekort ultimo 2009 op te vangen. Appellante stelt dat andersoortige maatregelen – zoals een verwaterende aandelenuitgifte – slechts in overweging werden gegeven met het oog op het creëren van een buffer ingeval van verslechterende omstandigheden, de zogenoemde
“Potential Buffering Actions”, en dat op de vergadering van de ERCC van 5 juni 2008 besluitvorming over de vermelde eventueel beschikbare andersoortige maatregelen niet aan de orde was.
‘Solvency Contingency Plan’, gedateerd 5 juni 2008 en de notulen van de vergadering van de ERCC van 5 juni 2008 komt naar voren dat op 5 juni 2008 binnen de ERCC nog geen concrete besluiten werden genomen ten aanzien van een uitgifte van nieuwe, verwaterende aandelen en een wijziging van het dividendbeleid, zoals later bekendgemaakt op 26 juni 2008. Uit deze stukken blijkt evenwel dat op 5 juni 2008 is besloten om een aantal additionele solvabiliteitsmaatregelen nader te onderzoeken met het oog op nadere besluitvorming op korte termijn (
”All of the above proposed measures need to be presented and tested with the [bedrijfsnaam 2] Board president en RCC chairman in the coming days”). Hieronder bevonden zich ook maatregelen die voorheen werden uitgesloten, zoals de uitgifte van nieuwe aandelen en het uitstellen van het interim-dividend.
look-throughtekort per 30 juni 2008 zou oplopen tot EUR 4,5 miljard. De in het
solvency contingency planvan 5 juni 2008 voorgestelde
“immediate fill the gap actions”voorzagen in een opbrengst van totaal EUR 3,5 miljard. Hier komt bij dat de ERCC op 5 mei 2008 heeft besloten tot het opstellen van een
solvency contingency planmet het oog op de uitkomst van de solvabiliteitsprognoses in een
stress case scenario. Uit de stukken, met name het memo s
olvency contingency plan, gedateerd 27 mei 2007, komt naar voren dat een
stress casescenario niet volledig onrealistisch werd geacht en dat daarom een extra-marge van 50% (EUR 3,5 miljard) werd voorgesteld. Tegen deze achtergrond kan naar het oordeel van het College uit de omstandigheid dat een verwaterende aandelenuitgifte of wijziging van het dividendbeleid in het
solvency contingency planvan 5 juni 2008, naar appellante heeft gesteld, slechts als potentiële buffermaatregelen (“
Potential buffering actions”) worden genoemd, niet zonder meer worden afgeleid dat uit de berichtgeving binnen [bedrijfsnaam 2] volgt dat het treffen van deze ingrijpende andersoortige maatregelen niet noodzakelijk werd geacht om de doelstellingen ultimo 2009 te bereiken.
look-throughsolvabiliteit, omdat verwacht werd dat de solvabiliteit van [bedrijfsnaam 2] door de integratie van ABN Amro zou dalen. Tegen deze achtergrond is het College van oordeel dat de woorden “solvabiliteit is sterk” konden en mochten worden opgevat als betrekking hebbend op de solvabiliteit van [bedrijfsnaam 2] in het algemeen en dus ook op de
look-throughsolvabiliteit. Voor zover de CEO met deze woorden alleen de actuele solvabiliteit van [bedrijfsnaam 2] zou hebben bedoeld, had het naar het oordeel van het College op zijn weg gelegen om dat duidelijk(er) te maken, aangezien de
look-throughsolvabiliteit een tekort liet zien dat tot het nemen van onmiddellijke maatregelen noopte.
look-through) solvabiliteit en dat in zoverre een onjuist of misleidend signaal te duchten was met betrekking tot de koers van het aandeel [bedrijfsnaam 2].
solvency contingency planen op de hoogte was van de wijze waarop de belangrijkste potentiële koper Deutsche Bank de onderhandelingen voerde met betrekking tot de
EC remediesen op de hoogte was van de deadline van 3 juli 2008.
solvency contingency planen de wijze van onderhandelen door de Deutsche Bank niet voort dat [bedrijfsnaam 2] wist of had kunnen vermoeden dat de uitingen van de CEO op 5 juni 2008 onjuist of misleidend waren.
look-through) solvabiliteit van [bedrijfsnaam 2] in de eerste maanden van het jaar 2008 zorgen baarde en er bovendien rekening moest worden gehouden met een verdere verslechtering van de solvabiliteit, waaronder de significante negatieve invloed van de EC remedies. Niet in geschil is dat de hiervoor genoemde omstandigheden binnen de top van [bedrijfsnaam 2] bekend waren.
EC remediesop de solvabiliteit en de ontwikkeling van het
solvency contingency plan.
Chief Finance, Risk and General Counselvan [bedrijfsnaam 2], de heer [naam 2], vooruitlopend op de verspreiding van het memo ´s
olvency contingency plan´in de vergadering van de ERCC op 5 juni 2008, in hoofdlijnen is geïnformeerd over de inhoud van dit stuk. Uit deze email blijkt dat [bedrijfsnaam 2] een serieus solvabiliteitstekort had en dat nieuwe kapitaalversterkende maatregelen nodig waren om het tekort aan te vullen. Dat de heer [naam 2] tevens heeft aangegeven dat een wijziging van het dividendbeleid of een uitgifte van verwaterende aandelen wat hem betreft niet aan de orde waren op dat moment, maakt het voorgaande niet anders. Voor het antwoord op de vraag of de woorden van de CEO dat de solvabiliteit sterk en op plan was strijdig waren met de werkelijke situatie, is immers niet van doorslaggevende betekenis of deze maatregelen op 5 juni 2008 of eerder onderwerp waren van besluitvorming in de ERCC. Binnen [bedrijfsnaam 2] was op dat moment wel al voldoende duidelijk dat de tot dan toe geplande kapitaalversterkende maatregelen niet afdoende waren om het kapitaaltekort aan te vullen, dat nieuwe kapitaalversterkende maatregelen moesten worden genomen en dat de voorheen uitdrukkelijk uitgesloten maatregelen zoals een wijziging van het dividendbeleid en de uitgifte van verwaterende aandelen in beeld waren gekomen. Dat de CEO ten tijde van zijn voordracht op 5 juni 2008 het (concept)
solvency contingency planmogelijk nog niet had gezien, is daarom evenmin van belang.
Flexovit) (ECLI:NL:HR:2005:AR8021) waarin de Hoge Raad met betrekking tot ‘voorwetenschap’ in de zin van artikel 46 van de Wet toezicht effectenverkeer 1995 (oud) heeft overwogen dat in het recht geen steun is te vinden voor de opvatting dat een ‘bijzonderheid’ (dat wil zeggen koersgevoelige informatie) niet kan bestaan uit verschillende in samenhang te beschouwen omstandigheden. In de wetsgeschiedenis naar aanleiding van de implementatie van de richtlijn Marktmisbruik (zie Kamerstukken II, 2004-2005, 29 827, nr. 3, p. 27-28) is opgemerkt dat een ‘bijzonderheid’ kan bestaan uit diverse omstandigheden die tezamen een bijzonderheid opleveren. Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van het College dat niet elke omstandigheid uit het samenstel van omstandigheden op zichzelf dient te voldoen aan alle vereisten van artikel 5:53, eerste lid, Wft. De verschillende omstandigheden, in samenhang beschouwd, dienen te voldoen aan de vereisten van artikel 5:53, eerste lid, Wft.
‘take it or leave it offer’, de beslissing van de ERCC op 19 mei 2008 om, ondanks de zware voorwaarden, de deal met Deutsche Bank door te zetten en het solvabiliteitsplan verder uit te werken, de beslissing van het EC om exclusieve onderhandelingen met Deutsche Bank aan te gaan en het feit dat deze onderhandelingen daadwerkelijk werden gestart. De feiten en omstandigheden waaruit AFM het voorgaande heeft afgeleid zijn genoemd in rechtsoverweging 2.23 van de aangevallen uitspraak.
“preferred bidder”werd gezien en dat binnen [bedrijfsnaam 2] is besloten om exclusieve onderhandelingen met Deutsche Bank in te gaan ook met de kennis van de aard van het bod en de potentiele gevolgen voor de solvabiliteit daarvan.
look-through) solvabiliteit van [bedrijfsnaam 2]. Uit de stukken blijkt dat het bod van Deutsche Bank moest worden beschouwd als een
‘take it or leave it offer’. Dat er aangaande de concrete uitwerking van het bod en de verkoop onderhandelingen hebben plaatsgevonden, is dan ook niet van doorslaggevende betekenis.
“the members of the [bedrijfsnaam 2] Board, of the Group Executive Committee and of the [bedrijfsnaam 2] Bank Executive Board”gericht memo is opgesteld waarin goedkeuring wordt verzocht voor de ondertekening van een
Share and Purchase Agreementmet Deutsche Bank en waarin wordt aangegeven dat de onderhandelingen met Deutsche Bank zo goed als rond zijn. Dat op dat moment nog geen overeenstemming zou zijn bereikt over de wezenlijke onderwerpen ten aanzien van de transactie, is in het licht daarvan niet aannemelijk. Naar het oordeel van het College had [bedrijfsnaam 2] in ieder geval op dat moment moeten beseffen dat de onderhandelingen met Deutsche Bank zo ver gevorderd waren dat dienaangaande sprake was koersgevoelige informatie. Dat [bedrijfsnaam 2] heeft nagelaten om deze informatie na het verschijnen van het artikel de Financiële Telegraaf onverwijld openbaar te maken, valt haar te verwijten.