In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank de bestreden besluiten van de Staatssecretaris heeft vernietigd en de opgelegde bestuurlijke boetes aan Varkenshandel B.V. heeft herroepen. De boetes waren opgelegd wegens overtredingen van de Transportverordening, specifiek met betrekking tot de beladingsruimte voor runderen. De rechtbank oordeelde dat de beschikbare oppervlakte per dier binnen de toepasselijke marge viel, maar niet voldeed aan de exacte norm die de Staatssecretaris hanteerde. De Staatssecretaris had zich gebaseerd op een onderzoek van de Algemene Inspectiedienst en de Voedsel- en Warenautoriteit, maar de rechtbank oordeelde dat de door de Staatssecretaris gehanteerde lineaire formule niet bij wettelijk voorschrift was vastgelegd, wat strijd met het lex certa-beginsel opleverde. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de Staatssecretaris niet bevoegd was om de boetes op te leggen. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke regelgeving en de noodzaak voor bestuursorganen om zich aan de wettelijke kaders te houden. De Staatssecretaris werd veroordeeld in de proceskosten van Varkenshandel B.V. tot een bedrag van € 974,- en er werd griffierecht van € 493,- geheven.